48
Schade in Schagen
Om de grootste werd een enorme vingerling of elleboog
gelegd en om de zogenaamde modderwiel, de kleinste en
langwerpige, een kleine.
De storm van 1509 heeft ook de al bestaande
Schagerwiel uitgebreid. De Schager en Niedorper Koggen
beschuldigden Burghorn, met name de heer van Burghorn,
Jan van Schagen, ervan dat de door hem in de Oudedijk
gelegde duiker de doorbraak van deze dijk had veroor
zaakt. Volgens hen had Jan van Schagen dat duikertje
laten leggen om te vissen in het uit de Schagerwiel
ingelaten water. De Oudedijk had het op de plek van dat
duikertje na de overstroming van de Burghorn bege
ven. Het gevolg was dat ook Schagen te kampen kreeg
met een overstroming. En dus werd Jan van Schagen
beschuldigd en aangeklaagd. Inzet was vergoeding van
de geleden schade. Dat lezen we in een deurwaarders
exploot van 15 oktober 1509 dat het Hof van Holland
naar aanleiding van een klacht van de waarschappen van
de Schager en Niedorper Koggen liet uitbrengen aan Jan
van Schagen. Op die zelfde dag legden de schepenen van
Burghorn het hier boven al aangehaalde verslag van de
gevolgen van de storm vast.105
In het genoemde exploot wordt de schade
in schrille termen beschreven. Er had een doorbraak
plaats gevonden zoals 'nijet geschiet noch geweest en
is zedert den tijt van lxxxviij [88] jaren’. Door het naar
binnen stortende water was een wiel ontstaan van grote
omvang: 'lanck wesende omtrent xxiij of xxiiij [23 of 24]
roeden ende is vijf ende een half vaemen diep’, dus
een ruim 80 m lang en zo’n 9 m diep. De mensen van
Schagen waren hooi kwijt geraakt en de koeien stonden
in het water. Sommige boeren hadden geen goede plek
om putten te delven en daardoor kwam het voor dat de
Schagen kwam ook niet ongeschonden door de Cosmas-
en Damianusvloed, zo blijkt uit latere gegevens. In het
vorige hoofdstuk hebben we uitgebreid een verklaring
uit 1545 besproken van drie personen uit Schagen, Sint
Maarten en Eenigenburg afgelegd in het kader van het
proces tussen de polder en Adriaen Stalpaert van der
Wiele, rentmeester van de Hondsbossche. Het drietal
verklaarde dat Burghorn tijdens de stormvloed van 1509
nergens last van had. Deze verklaring was dus duidelijk
zwaar bijgekleurd door de noodzaak van dat moment,
namelijk aantonen dat Burghorn op geen enkele manier
bescherming genoot van de Hondsbossche Zeewering en
dus ook niet verplicht kon worden aan het onderhoud bij
te dragen.
Andere aspecten van deze verklaring kloppen
echter weer wel. De drie mannen herinnerden zich
hoe 'aldaer een hooge souten vloet is geschiet int jare
van negenen [1509], dat aldaer twee grondtlose walen
(bodemloze wielen] gelopen sijn in de souten seedijck
van Geestmarambocht twijschen [tussen] Ste Maerten
ende Eenigheburch’.104 Men had weliswaar kans gezien
de dijken provisorisch te dichten, maar de wielen waren
blijven bestaan. Het meest waarschijnlijk is dat het hier
gaat om de wielen bij Dijkstaal, omdat er gesproken
wordt over een plek tussen Eenigenburg en Sint Maarten.
BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER
De Schagerwiel met op de voorgrond het deel ontstaan in 1509
tijdens de Cosmas- en Damianusvloed en in de achtergrond het
tijdens de Elisabethsvloed van 1421 uitgespoelde gedeelte.
Foto Chris Schaatsbergen, november 2019.