47
We zijn goed ingelicht over deze storm door diverse ge
tuigenverklaringen afgelegd in het kader van een proces
- waarover later meer - over de schuldvraag. De eerste
verklaring staat nog los van dit proces. Op 15 oktober
1509, nog geen drie weken na de storm, legden Cornelis
Jansz, Frerick Pietersz en Willem Jansz, schepenen van
Burghorn, een verklaring af, zonder twijfel op verzoek
van Jan van Schagen en de ingelanden, maar gericht
tot een ieder die het maar weten wilde of moest.100 Ze
legden vast dat op 26 september 'in die groote storme
ende onwedere een hele serie gebouwen was wegge
spoeld. De opsomming begint met 'die kercke gefondeert
geweest bij Jan van Scaghen Here van Borchorn’. Dan
volgen 'sijn eijghen selfs huijs met sijn schuijre mit een
huijs staende in zijn viercant101 mit een nuwen boede
kynderen daer noch vier onghevonden sijn diemen
nyet en weet waer die gebleven sijn God wil haer
aller sielen ontfermen’.99
De Cosmas- en Damianusvloed trof het gehele kustgebied
langs de Noordzee van Vlaanderen tot in Duitsland.
In Holland benoorden het IJ was het niet alleen in
Burghorn goed raak. De Schoorlse Zeedijk tussen Petten
en Krabbendam was doorgebroken en er stond een groot
gebied onder water. Bovendien had de Zuiderzeedijk van
de Vier Noorder Koggen het op veel plaatsen begeven.
De ellende was dusdanig groot dat bijna elk dorp in
Noord-Holland vijf jaar later in de Informacie van 1514
- een onderzoek naar het fiscale draagvlak - nog melding
maakte van de kosten die met de reparatie van de schade
waren gemoeid. De bestuurders van Sint Maarten,
't Nyeuwelant van Sinte Mertin’, gaven te kennen dat in
het dorp nog '6 of 7 huysen die mit heur kinder om broot
gaen [bedelen], overmits dat zy mitten inbreck van den
water geheel en all verdorven waeren’.103 In de Burghorn
was het waarschijnlijk nog slechter. Jan van Schagen
maakte in december 1509 melding van 27 slachtoffers
en ruim 300 stuks verdronken vee. Het is goed mogelijk
dat ongeveer de helft van de bevolking van de polder
in het water was gebleven. Hier kwam de omvangrijke
schade aan de bebouwing bovenop. Dat het nooit kwam
tot herbouw van de kerk is een niet mis te verstane aan
wijzing voor de geknakte ontwikkeling van de polder.
[schuur]! Vervolgens 'noch een cleijn huijsken staende
anden etdijck bij sijnen boochgaert’. Daarna noemden
ze 'noch een huijs staende opt veer daermen vaert nae
tooch’, oftwel een huis dat stond bij het veer waarmee
men naar Callantsoog voer. In 1509 lag de Zijpe nog
geheel open en werd dus vanuit Burghorn een veer op
het waddeneiland Callantsoog onderhouden. Waar dat
veerhuis stond, is niet duidelijk. De meest waarschijn
lijke plek is de hoek in de dijk waaraan Burghorn zijn
naam te danken heeft. 'Burghorn' betekent dijkhoek. Dat
is de hoek die de Oudedijk maakt met de Westfriesche
Zeedijk, bij Hemkewerf. Daar kan een aanlegplaats aan
de kant van de Zijpe hebben gelegen, met op de dijk een
huisje. De opsomming van de drie schepenen besluit met
'ende noch vijf huijsen als te weeten thuijs van Jan Jansz
thuijs van Cornelis Jansz thuijs van die weduwe van
Thomas Cornelisz thuijs van Florijs Claesz ende thuijs van
die weduwe van Kopprant. Over deze families zeggen ze:
'dat meerdeel van die menschen al voerdroncken sijn’.
Leed van Vlaanderen tot Duitsland102
101
BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER
97
98
99
100
102
103
Gottschalk dl. 2 (1975), 325-329.
Hierna doorgehaald: 'ende alle die andere beesten en huijsen ende te nyet
stroomde’.
RAA, polder Burghorn, inv.nr. 18, fol. 55v.
RAA, polder Burghorn, inv.nr. 18, fol. 61v.-63r.
'In zijn vierkant staan’ wil volgens het Woordenboek der Nederlandsche
Taal zeggen: vast staan, onaantastbaar zijn; zelfs dit 'onaantastbare’ huis
was weggespoeld.
Gottschalk dl. 2 (1975), 343-344, 349-351.
Fruin (1866), 156.
riv.'ca. dec. 25
Kaart van het tijdens de Cosmas- en Damianusvloed overstroomde
gebied. Overgenomen uit Gottschalk dl. II (1975).
o
4 K" 14