van 1508 en 1509
Burghorn verwoest:
de overstromingen
45
Op 30 juli 1508 maakte de stadhouder generaal van de
Raad of Hof van Holland, Jan III van Egmond, manke Jan,
melding van de klacht van Jan van Schagen, heer van
Burghorn, dat de schouwing van de Nieuwedijk, die de
polder Burghorn beschermde tegen het water uit de Zijpe,
van geen kanten deugde. De waarschappen van Schagen
en Niedorp en de heemraden van de overige omliggende
dorpen (Sint Maarten, Valkkoog, Harenkarspel, Langedijk)
deden niet wat ze moesten doen: de dijk schouwen en
keuren. Het ging hier om de jaarlijkse schouw en keur in
het voorjaar. Dan werd door de dijkgraaf, de heemraden
en de waarschappen vastgesteld welke herstelwerk
zaamheden aan de dijk nodig waren. In het najaar werd
geschouwd of het werk volgens de keur was geschied.
Dit verliep altijd moeizaam omdat de waarschappen ook
voor de tenuitvoerlegging van de keuren moesten zorgen.
Het Geestmerambacht en de Schager en
Niedorper Koggen stonden samen onder een enkel
college van dijkgraaf en heemraden. In 1431 had graaf
Willem III de benoeming van de heemraden naar zich toe
getrokken, maar doordat dit ambt als onderpand werd
gesteld bij leningen, wisten de dorpen dit recht al snel
weer terug te krijgen. In de praktijk hadden vooral de
waarschappen het voor het zeggen. Het ging om vertegen
woordigers van de bannen. Zij waren betrokken bij het
opstellen van de keuren en moesten vervolgens zorgen
dat hun eigen dorpsgenoten het werk uitvoerden (of
ingehuurde arbeiders betaalden). Het ambt was daardoor
impopulair en het gebeurde zelfs dat dorpen aannemers
als waarschap aanwezen. Philips de Goede ontnam de
dorpen van het Geestmerambacht daarom in 1439 de aan
stelling van de waarschappen ten gunste van de heren van
de verschillende dorpen.94 Maar weer slaagden de dorpen
erin de benoeming van de waarschappen te herwinnen.
In het geval van Burghorn pakte dit alles slecht
uit omdat de waarschappen er belang bij hadden het
onderhoud van de Nieuwedijk op een laag pitje te hou
den. Dat maakte hen geliefder in hun dorpen, waar de
Nieuwedijk vooral als de dijk van Burghorn werd gezien.
Bovendien lag achter de Nieuwedijk in de vorm van de
Oudedijk een extra veiligheid. Het resultaat was dat de
Nieuwedijk te laag en te smal was en bleef. Hij had zo
hoog en breed moeten zijn als de Oude Vriezendijk
(dat is de Valkkogerdijk), terwijl die dijk een tweede
waterkering was geworden. Het Hof stuurde deurwaar
der Syllaert Jansz erop af. Die zocht op 18 augustus 1508
dijkgraaf Dode Jans van het Geestmerambacht en de
Schager en Niedorper Koggen op en overhandigde hem
een bevel om de Nieuwedijk te keuren. Indien hij en de
heemraden weigerden, dienden ze hun argumenten aan
het Hof kenbaar te maken.95
Op 18 september 1508 legde Christiaan Cruijf,
de procureur van Jan van Schagen, nog eens uit aan het
Hof wat er allemaal aan de Nieuwedijk mankeerde. Hij
was 6 of 7 voet (zo’n 2 m) te laag en 12 voet (een kleine
4 m) te smal. De dijk moest geschouwd en gekeurd
worden en op hoogte en breedte gebracht. Het was een
onhoudbare situatie. Natuurlijk bracht de procureur van
de waarschappen van Schagen, Karel Grenier, naar voren
dat de Nieuwedijk vanaf 1459 jaar in jaar uit samen
met de heemraden keurig gekeurd en geschouwd was.
Dit met als doel al het land achter de dijk te beschermen.
Kortom, waar hebben we het over? Op dezelfde dag voer
de ook de procureur van het Geestmerambacht, Jan Jansz,
het woord en beaamde wat zijn collega Grenier stelde.
De laatste 20, 30, 40 jaar was de Nieuwedijk geschouwd
en gekeurd net als de oude en de andere zeedijken en
daarmee waren de eiser, Jan van Schagen, en ook diens
voorgangers altijd tevreden geweest.96
Dat de Nieuwedijk echt niet in orde was, bleek
echter overduidelijk later in 1508. Tijdens een storm liep
het zeewater over de kruin heen en de dijk begaf het.
Jan van Schagen stopte samen met de inwoners van de
Burghorn en Sint Maarten de in de zeedijk geslagen
gaten. Zij constateerden toen dat de mensen uit Schagen
geen hand uitstaken. Sterker, die hielden het sluisje bij
de Hale dicht, zodat het zeewater niet via de sloten in de
Schager Kogge naar de sluizen in Kolhorn kon afvloeien
om daar op de Zuiderzee te worden gespuid. Van de kant
van Schagen begrijpelijk, want het ging om zout water
en dat was schadelijk voor de landerijen. Bovendien had
Willem van Beijeren hun in 1463 expliciet toegestaan het
sluisje af te dammen in het geval van overstroming van
Burghorn. Ze stonden dus in hun recht. Hiermee was een
tweede conflict met de Schager en Niedorper Koggen
geboren, dat zich na de stormen van september 1509 in
alle scherpte manifesteerde.
94
BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER
95
96
De Vries (1876), 51, 54-57; Aten (1998), 10-11. Het ging om Philips zelf,
zijn moeder Maria van Bourgondië, Jan van Egmond en Roeland van
Uytkerken.
RAA, polder Burghorn, inv.nr. 18, fol. 35r.-35v.
RAA, polder Burghorn, inv.nr. 18, 36r.-37r.