De Burghorn en de Hondsbossche65 33 Het verweerschrift In 1542 stierf Jan van Schagen. Hij was behalve heer van Schagen en Burghorn en burgemeester van Haarlem rentmeester van Hondsbossche en de Duinen van Petten. Zijn opvolger Adriaen Stalpaert van der Wiele werd het jaar daarop benoemd. Toen deze zich op de hoogte stelde van wat hem te doen stond en alle ins en outs had bekeken, wist hij dat de polder Burghorn, de heerlijkheid Burghorn, geen bijdrage betaalde aan het onderhoud van de Hondsbossche Zeewering. Volgens hem moest deze polder echter net zo goed als vele andere dorpen, ambachten en heerlijkheden wel bijdragen aan de zeewering. Jan van Schagen had de Burghorn volgens hem ten onrechte buiten de omslagverplichting gehouden. Stalpaert van der Wiele zorgde er dus voor dat de Burghorn een aanslag ontving. Burghorn weigerde echter te betalen. Dat hadden de ingelanden vanaf het begin niet hoeven doen en ze vonden het vanzelfsprekend dat het zo bleef. Ze vonden dat er al werd betaald door degenen die de onderhoudsplicht voor de Nieuwedijk droegen, te weten het Geestmerambacht en de Schager en Niedorper Koggen. Bovendien werd de polder niet bedreigd als de Hondsbossche Zeewering het begaf omdat de eigen dijken sterk genoeg waren. De bestaande situatie was de beste en kostte de ingelanden van de Burghorn in elk geval het minst. Stalpaert van der Wiele liet het er natuurlijk niet bij zitten en spande een proces aan. In het archief van Burghorn is het verweer van de ingelanden van de polder bewaard gebleven waarin zij hun standpunt uiteen zetten. Verder beschikken we over een getuigen verklaring waarmee dit standpunt werd ondersteund. Tenslotte is er het vonnis van de Hoge Raad waarin Burghorn in het gelijk werd gesteld, de polder was inderdaad niet schuldplichtig. Hierna volgen we de drie archiefstukken op de voet, niet alleen omdat ze vertellen hoe de vork in de steel zat, maar ook omdat ze iets laten blijken van de verontwaardiging van de kant van de ingelanden van de Burghorn. Bovendien maken de getuigenverklaringen mogelijk duidelijk hoe het spel gespeeld werd. Het eerste archiefstuk bevat de uitvoerige memorie om te ‘salveren’ (antwoorden) op de ‘reprochen’ (bewijs stukken) van rentmeester Adriaan Stalpaert van der Wiele. Deze had in het kader van de door hem aan gespannen rechtszaak voor het Hof van Holland vele bewijsstukken overlegd om duidelijk te maken dat ook de ingelanden van de Burghorn moesten bijdragen in de kosten van het onderhoud van de Hondsbossche Zeewering. Hij had ontdekt dat de Burghorn niets betaalde en vond dat dit niet kon. De polder werd even als alle andere omringende plaatsen, gemeenschappen en ambachten beschermd door de Hondsbossche, dus waarom zouden de inwoners van de Burghorn niet ook naar rato van hun landbezit moeten bijdragen? De Burghorners van hun kant kwamen met 21 uitvoerig gedocumenteerde argumenten met behulp waarvan ze duidelijk maakten dat zij niets hoefden bij te dragen. Ja, dat zou zelfs heel onlogisch zijn, gezien hun positie in het geheel van West-Friese heerlijkheden en bannen die door de Hondsbossche werden beschermd, zeiden ze. Een belangrijk argument was dat zij zelf vanaf het begin maar een kleine bijdrage leverden en hoefden te leveren aan het onderhoud van de Nieuwedijk, die Burghorn beschermde tegen het water van de Zijpe. Die werd immers voor het leeuwendeel onderhouden door de ingelanden van het Geestmerambacht en de Schager en Niedorper Koggen. Het Hof van Holland had bepaald dat degenen die voorheen de bedijking van Burghorn, de Valkkogerdijk en de Oude Zeedijk, onderhielden, verplicht waren de Nieuwedijk in onderhoud te nemen, omdat hun dijken nu slaperdijk waren geworden. Daar bij kwam dat ze ook nog goedkoper uit waren, omdat die Nieuwedijk een stuk korter was dan de beide dijken die ze tot dan toe moesten onderhouden. Die dijkvelling was voor hun rekening. En dat gold logischerwijs ook voor de bijdrage aan de Hondsbossche. 65 BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER Behalve waar anders aangegeven, is dit hoofdstuk is gebaseerd op RAA, polder Burghorn, inv.nr. 47.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2019 | | pagina 33