De bedijking: voorbereiding, financiering en uitvoering 21 De investeerders In het octrooi suggereerde Philips de Goede al dat Willem van Beijeren de bedijking niet alleen zou aanpakken. Er staat een paar keer in dat het ging 'om bedijcken of doen bedijcken’. Elders heet het dat de bedijking Willem 'comen soude tot grooten ende zwaren coste optie aventure Goids tegen der zee Volgens het octrooi ging het om 300 morgen (circa 263 ha)19, maar daar gingen de wegen en vooral (dijk)sloten vanaf ter grootte van 50 morgen (43,9 ha) in totaal.20 Wel kreeg Willem het hele stuk land voor niets niemandal, 'in vrij eijgen- domme’, zoals het heette. De conclusie moet zijn dat Philips het allemaal goed vond omdat hij en zijn raad schatten dat het achterland een stukje veiliger werd. Bovendien werd Willem met deze gunst nog nauwer ver bonden met het Bourgondische huis. En ze konden het achterland paaien met de verzekering dat het dijkonder- houd met 800 roeden verminderde. Maar zover zijn we nog niet, dat achterland dacht daar wat anders over. Willem van Beijeren zat ondertussen niet stil. Vanaf het moment dat hij kijk had op het octrooi kon en moest hij op zoek naar financiers voor zijn project. Een kleine polder inrichten - een weg, afwateringsloten, een dijkgracht, verkaveling - is niet niks. Natuurlijk viel hij hierbij terug op zijn uitgebreide netwerk. Hij vervulde vele functies in dienst van de graaf en had relaties tot in de allerhoogste kringen aan het grafelijke hof. Helaas is geen lijst van deze investeerders overgeleverd. Toch valt wel iets over dit gezelschap te zeggen aan de hand van latere informatie. Een overeenkomst uit 1488 inzake het landschot (een grondbelasting) noemt een serie inge landen of landeigenaren, die van begin af aan of kort na de bedijking bij de Burghorn waren betrokken.21 Bij die overeenkomst waren de grote landeigenaren betrokken. Zij moesten immers de belasting opbrengen. Hoewel er in 1488 ruim een kwart eeuw verstreken is, mogen we aannemen dat we nog met enkele van de oorspron kelijke investeerders of directe relaties van die eerste groep grootgrondbezitters te maken hebben. Er bestond immers zonder twijfel een direct verband tussen het ge- investeerde bedrag en de oppervlakte van de landerijen die iedere geldschieter na de voltooiing van het project kreeg toebedeeld. Het gaat om de volgende personen: Jan van Berkenroed, Gerijt van Berkenroed (zijn broer), Dirick Jacobsz, Arent Thou Hendricxsz, IJsbrant Thou Hendricxsz, Claes Cup, Claes Gerritsz en Pieter Diricxsz, beide 'huijssitten meester’ (regent of armenmeester) in Alkmaar, en Gherijt Jansz. Twee van hen waren van adel, namelijk de Van Berkenrode’s, twee waren regenten uit Alkmaar (Claes Gerritsz en Pieter Diricxsz) en een ander koopman uit Hoorn (Dirick Jacobsz). Arent Thou Hendricxsz en Claes Cup waren in 1488 ambachtsbewaarders en molenmeesters en vervulden dus een bestuurlijke functie in de polder.22 Waren zij daarom bij de overeen komst betrokken? Bij Jan en Gerrit van Berckenrode gaat het om edellieden uit de omgeving van Haarlem, vermoedelijk afkomstig uit Heemstede. Jan van Berckenrode speelde een voorname rol in het stadsbestuur van de Spaarne- stad. Op 7 november 1463 kocht Jan van Berkenrode 24 roeden en 3 voeten (ruim 80 m) zeedijk van de Nieuwe Dijk tussen Sint Maartenskerk en Burghorn.23 Er ontstond tussen hem en Willem van Beijeren een familieband toen een dochter van Van Berckenrode, Eva, trouwde met Jan van Beijeren van Schagen, de tweede zoon van Willem. Over de transacties van Dirick Jacobsz, woon achtig in Hoorn, maar afkomstig uit Amsterdam, met zijn landerijen in Burghorn weten we wat meer. In het oud archief van Hoorn berusten transportakten en pachtovereenkomsten.24 In 1471 maakten de schepenen van Schagen een akte op waarbij hij aan de huiszitten armenmeesters van Hoorn de helft van 42 morgen (dus 18,4 ha) land met huis en erf in het nieuweland van de Burghorn overdroeg. Dat land grensde in het oosten aan de Oudedijk en in het zuiden aan de Middelweg (de Burghornerweg, ook wel de Binnenweg). Het trans port vond plaats op 'up Sinte Laurentiusavond den IXen 19 20 BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER 21 22 23 24 Hierbij is uitgegaan van de Geestmerambachts morgen (binnenbans) van 0,877 ha. Van Zwet (2009), 522-523. Kooiman (1936), 856, geeft voor de polder Burghorn een totale belast bare oppervlakte van 294 ha. In 1864 bestond 13 ha uit rietland dat halve polderlasten betaalde. RAA, polder Burghorn, inv.nr. 18, fol. 101r. Ambachtsbewaarders waren gegoede ingezetenen gekozen om met en tegenover de schout de belangen van het ambacht te behartigen. Molen meesters waren belast met het dagelijks toezicht op de polderwerken, met name de molen, en de molenaar. NHA, heerlijkheid Schagen, inv.nr. 161. WFA, OAS Hoorn, regesten nrs. 722, 723, 812, 873, 874.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2019 | | pagina 21