18
Willem van Beijeren, de bastaard van Holland (1387/1389
1473) was een natuurlijke zoon van graaf Aelbrecht van
Beijeren. Zijn moeder, Maria van Bronkhorst, was een
dochter van Willem van Bronkhorst. De zuster van
Willem de Bastaard, Margaretha, was gehuwd met Jan
zonder Vrees en bracht in 1396 Philips de Goede ter
wereld in Dijon. Hij diende Philips’ voorganger en graaf
van Holland, Jan van Beijeren (Jan zonder Genade),
onder andere als bewaarder van de duinen tussen
Wassenaar en Staalduinen (1421), als admiraal van
Holland en kapitein op de vloot in de monding van de
Eem (bestemd voor de oorlog tegen Friesland) en als
beheerder van de inkomsten uit de goederen van bal
lingen in Kennemerland en Friesland. Onder Philips de
Goede werd hij baljuw van West-Friesland en kastelein
van Medemblik, nadat hij ondubbelzinnig partij gekozen
had voor de Kabeljauwen en dus voor Philips de Goede.
In 1427 beleende Philips hem met de heerlijkheid
Schagen. Hij was toen al baljuw van Den Haag.
Deze was in een hevige strijd gewikkeld met de Hoeken,
die de aanspraken van Jacoba van Beijeren op het
graafschap steunden. De Van Brederodes, die onder
andere heer van Callantsoog waren, stonden aan de
Hoekse kant. Hetzelfde gold voor de meeste steden in
het Noorderkwartier. Alkmaar stuurde in 1426 troepen
naar het leger van Jacoba, dat Haarlem belegerde.
Philips kon dus een trouwe steunpilaar in de vorm van
Willem in West-Friesland goed gebruiken. Nadat Jacoba
zich noodgedwongen in 1428 met Philips had verzoend,
gaf zij Schagen ook in leen (een onversterflijk leen) aan
Willem. Hij huwde op in april 1430 overeengekomen
voorwaarden met Johanna van Avennes tot Hodenpijl,
de dochter van Elisabeth van Haamstede en de Hoekse
Jan van Hodenpijl, op 13 januari 1426 gesneuveld in de
slag bij Brouwershaven.
Dit huwelijk was dus een teken van verzoening. In 1436
werd hij raadsheer in het Hof van Holland (en bleef dit
tot 1446) en werd op 1 december 1437 opnieuw baljuw
van Den Haag. Tien jaar later, in 1447, ging hij op bede
vaart naar Jeruzalem, uiteraard niet alleen, en met steun
van Philips de Goede. Hij kreeg een geleidebrief mee, vol
bracht de tocht en keerde terug als Ridder van het Heilig
Graf. Kortom, de relatie met Philips was meer dan goed.
Tot de echte top behoorde hij echter ook weer niet.
Willem schopte het weliswaar tot kamerling (een ere-
baan) van Philips de Goede, maar kon als bastaard niet
toetreden tot de in 1430 ingestelde uiterst exclusieve
orde van het Gulden Vlies. Wel was hij lid van de Orde
van Sint Antonius, maar die verloor na de instelling van
het Gulden Vlies in 1430 aan glans. Het ordeteken draagt
hij op het enig bewaard gebleven portret. Hij woonde
in Den Haag waar hij in of vlak voor 1430 't huis te
Westerbeek liet bouwen. Hij erfde in 1456 na haar
overlijden het huis van zijn schoonmoeder in de
Hoge Nieuwstraat in Den Haag. In 1458 woonde hij
in de Papenstraat. Dit betekent dat hij weliswaar met
regelmaat in Schagen aanwezig zal zijn geweest, maar
zijn domicilie had in Den Haag. Daar zullen ook zijn
kinderen opgegroeid en opgevoed zijn.
Willem van Beijeren, vertrouweling van Philips18
BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER