Het slik Burghorn 13 gebied jaarlijks begraasd zijn door het vee van de inwoners van Valkkoog en Sint Maarten. Een tweede bron van inkomsten voor de langs de dijk wonende mensen vormde het rapen van eieren en de vogelvangst. Elk kwelderlandschap heeft naar het water toe een grens waar de opslibbing plaats maakt voor open water. Die grens kan vrij scherp zijn, omdat juist daar het water bij vloed verdere aangroei niet toestaat. Op die grens kan een kleilaagje liggen, maar ook een zanderige begrenzing in de vorm van een strandje of een walletje behoort afhankelijk van de plaatselijke situatie tot de mogelijkheden. Voorwaarde is dat het veenlandschap ter plekke verdwenen is door oxidatie of verspoeling. In hoeverre dat hier het geval was, weten we niet. Wel waren ten tijde van de eerste bedijking van de Zijpe halverwege de 16e eeuw aldaar na stormen nog altijd grote brokken veen te vinden, die elders waren losgesla- gen.7 Tot waar de grens van het vanaf de Noordzeekust landinwaarts stuivende zand lag, of tot waar het ooit bij storm via het Zijper Zeegat naar binnen spoelde, valt als het om de Burghorn gaat niet te zeggen. Vierlingh beschreef het te bedijken gebied van de Zijpe toen hij in 1553 arriveerde om de bedijking in goede banen te leiden als een enorme zandvlakte tot aan het Sint Maartenszwin. Op de ongeveer 400 meter brede strook tussen dit zwin en de West-Friese Omringdijk lag een laag klei. Of het landschap er hetzelfde uitzag toen Willem van Beijeren zijn plan tot bedijking van de Burghorn lanceerde, kan niet met zekerheid worden gezegd, maar onwaarschijnlijk is het niet. Het enige houvast dat we hebben is dat er gesproken wordt over hoek of ham slijks in de betekenis van aangeslibde grond. Het is aannemelijk dat dit slik was bedekt met een laag (zanderige) klei.8 De abt van Egmond vaardigde in 1250 een oorkonde uit waarin hij vrij uitvoerig inging op de situatie van de bezittingen van de abdij ten noordoosten van Sint Maarten en ten zuidwesten van Schagen, de villa Scagha.6 De dijk die de landerijen beschermde was al geruime tijd geleden vernield tijdens een storm en nog steeds niet, of mogelijk slechts provisorisch gemaakt, in tegenstelling tot de dijken die naar het zuidwesten en het noordoosten op de dijk aansloten. Daarin zou nu verandering gebracht worden. De abt had kans gezien voldoende geld bij elkaar te brengen om het herstel van de dijk goed aan te pakken. Dat is ook gebeurd. Bovendien kondigde hij een verandering aan in de rechtspositie van de hoevenaars, de horigen die in de villa Scagha de werk zaamheden op de akkers en voor het vee verrichten en de dijk onderhielden. Zij zouden - weliswaar in beperkte mate - het erfrecht krijgen. De voorwaarde was dat zij definitief het onderhoud van de net aangelegde dijk op zich namen. Mocht een en ander niet naar hun zin zijn en zouden ze proberen elders hun recht te halen, dan waren ze niet langer welkom in het gebied van de villa Scagha. In de beschrijving van het landschap zoals de abt die geeft valt een passage in het bijzonder op. Hij zegt: 'Maar al het nieuwe land dat wij kunnen verwerven langs en over de volle lengte van de dijk, die de grens vormt, en die wij herstelden, schonken wij hen in zijn geheel en vrij onder hetzelfde voorschreven recht". Dit is het aangeslibde land langs de Valkkogerdijk. Het is zeer waarschijnlijk dat het gaat om land dat voor de desastreuze stormen aan het einde van de 12e en het begin van de 13e eeuw gevolgd door een zware stormvloed in 1248 hoorde bij de bezittingen van de abdij, maar verloren was gegaan. In de jaren na de voltooiing van de Schagerdam groeide het gebied weer aan met kwelders en slikken, doorsneden met geulen. Het zal bij storm nog steeds onder het aanstormende water zijn verdwenen, terwijl dan tegelijkertijd de dijken - de Oudedijk, de Schagerdam en de Hoge Buurt in Sint Maarten - behoorlijk te lijden hadden door storm en water. Het was dit kwelder- landschap waarop de hoevenaren hun vee - koeien en schapen - lieten grazen, niet dan nadat de abt daarvoor jaarlijks begin mei zijn toestemming had gegeven en de rentmeester had bepaald hoeveel koeien en schapen elke hoevenaar erop los mocht laten. Ook nadat de abdij het bezit had teruggegeven aan de graaf zal dit buitendijkse 8 BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER Numan (2015), 21-22. De Hullu en Verhoeven (1920), 202 e.v. Danner e.a. (2009), 123.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2019 | | pagina 13