1
81
Langs de oude Zuiderzeekust liet de Wehrmacht ook de
nodige bunkers in de dijken bouwen. Bij de verbetering
van de Drechterlandse Dijk tussen Enkhuizen en Hoorn
werd in 2010 bij het gehucht Munnickay de bodemplaat
van een bunker gevonden. Die vormde het enige restant
van een klein bunkercomplex aldaar bestaande uit
twee zogenaamde Tobrukbunkers aan weerszijden van
de dijkweg, een observatiepost bovenop de dijk, twee
woonbunkers onderaan de dijk, een scherfwering en
een waterput. In 1952 kreeg het ministerie van Oorlog
interesse in de oude woonbunkers. NHNK werkte niet
mee. Het schap wilde in ieder geval van de bunkers op de
dijk af omdat die het waterkerend vermogen geen goed
deden. In juni 1954 werd de toon van de Landmacht
dwingender. De bunkers waren nodig voor “operationele
doeleinden” en NHNK diende de kwestie als “geheime
aangelegenheid” te beschouwen. Het schap gaf echter
geen krimp. Het ministerie bond in en de bunkers wer
den in juni 1956 gesloopt. Op een van de grote bunkers
was ondertussen een luchtwachtpost gebouwd. Eind
1966 verrees ten zuiden van deze bunkers een 30 m
hoge mast. Deze behoorde tot het eind jaren '50 opge
bouwde straalzendernetwerk. Het station werd vijf jaar
later, in 1971, alweer ontmanteld. De laatste bunkers van
het complex vielen in 1984 onder de slopershamer.
Bunkers in de IJssel- en Markermeerdijken229
i vr i'Cj i 1¥i er i
ÖITU JkT l£
I IWD
226
GEEN SOLDAAT KAN DE POLDER REGEREN!
Luchtfoto van de Hondsbossche Zeewering
vanuit het noorden richting Camperduin,
7 augustus 1950. Achter de dijk de zigzag van
de tankgracht. RAA, NHNK, inv.nr. 11569.
Plattegrond van het kleine bunkercomplex in de
Zuiderdijk bij Schellinkhout, 1950. RAA, NHNK,
inv.nr. 10619.
224
225
227
228
229
RAA, tg. 86.2.014, inv.nr. 10612, 442-455.
Behalve waar anders aangegeven is deze paragraaf gebaseerd op RAA,
tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 10612.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 5, notulen alg. vergadering, 1-12-1943;
Heldersche Courant, 2-12-1943.
Messchaert (2007), 33.
Danner e.a. (1994), 135.
Gerritsen en Kazimier (2016), 422-428.