Het personeel en
de oorlog
51
Kil en formeel
Bij NHNK werd al in december 1941 een medewerker
gearresteerd wegens verzetsactiviteiten. Het ging om
dijkbaas Jan Bellis uit Petten, die betrokken was bij hulp
aan Engelandvaarders. Hij overleed een klein jaar later in
het concentratiekamp Buchenwald. Na zijn dood stuurde
het dagelijks bestuur van NHNK een brief met rouw
beklag naar zijn vrouw. Het liet weten dat de uitkering
aan haar als weduwe was geregeld. Voor het overige nam
men het overlijden van Bellis voor kennisgeving aan.
Deze moedige dijkbaas werd ter vergadering niet her
dacht, ook niet met een minuut stilte. Dijkgraaf Kamp,
die anders graag en veel het woord voerde, zweeg.150
Eerder dat jaar had de zoon van Bellis aan
Kamp gevraagd of hij zijn vader als dijkbaas zou mogen
opvolgen. Dat mocht niet omdat hij volgens de dijkgraaf
te weinig ervaring zou hebben. Het dagelijks bestuur
deelde die mening en besloot de zoon niet te benoemen,
zonder iets te zeggen dat leek op een blijk van mede
leven met de familie Bellis. In de vacature werd tijdelijk
Mindert de Vries benoemd.151
In 1942 werden mannen opgeroepen om in Duitsland
te gaan werken. Dat gebeurde aanvankelijk vrijwillig,
maar later onder dwang. De Duitse oorlogsindustrie
had dringend behoefte aan arbeidskrachten want negen
miljoen Duitsers dienden als soldaat in het leger. Neder
landse bedrijven werden verplicht een opgave te doen
van hun personeelsbestand met daarbij aangetekend de
(on)misbaarheid van elke afzonderlijke werknemer. Ook
alle ongehuwde mannen tussen de 18 en de 22 jaar in
overheidsdienst moesten aangemeld worden in verband
met het Arbeidsdienstplichtbesluit. Hierop zou slechts
bij hoge uitzondering vrijstelling worden verleend.145
In de loop van mei 1942 passeerden verschil
lende brieven van de waterschappen het bureau van
commissaris der provincie Backer met het verzoek de
betreffende ambtenaren niet op te roepen, omdat ze on
misbaar waren. Een paar voorbeelden. Voor de 19-jarige
D. Bockweg uit Alkmaar, die sinds 1 januari 1942 werkte
op de secretarie van Uitwaterende Sluizen, werd “met de
meeste aandrang” een jaar uitstel verzocht. Na het op
heffen van enkele waterschappen in de westelijke helft
van West-Friesland had men er meer werk bij gekregen.
In 1941 waren de boezemsystemen in dit gebied herzien
in samenhang met de opening van het kanaal Alkmaar-
Kolhorn. Uitwaterende sluizen werd belast met het
beheer over de nieuw gevormde Verenigde Raaksmaats-
en Niedorperkoggeboezem. De oude boezembeherende
waterschappen, het Ambacht van West-Friesland ge
naamd Geestmerambacht en het heemraadschap van
de Strijkmolens van de Niedorperkogge, waren meteen
opgeheven.146 Bockweg was inmiddels zo goed ingevoerd
dat hij niet vervangen kon worden. Het verzoek werd
echter afgewezen.
Ook de enige ambtenaar op de secretarie van
de polder Westzaan, de 20-jarige C. Schipper, kreeg geen
uitstel. Backer schreef dat “twintigjarigen slechts zeer
zelden onmisbaar” waren. Bovendien was de Arbeids
dienst goed voor zo’n jongen en dat kwam daarna ook
de polder weer ten goede. Ook de 19-jarige Pieter van
Beem uit Sloterdijk, machinedrijver in losse dienst bij de
Spieringhornerbinnenpolder, tegenwoordig onderdeel
van het westelijk havengebied Amsterdam, werd opgege
ven. Het polderbestuur deed echter geen moeite om hem
onmisbaar te verklaren.147
De oproep aan de waterschappen om mensen
beschikbaar te stellen om in Duitsland te gaan werken
gebeurde zoals gezegd aanvankelijk zonder dwang. De
waterschappen kregen opdracht om bij het Arbeids
bureau een lijst in te dienen van mensen, die in aanmer
king kwamen voor werk over de oostgrens. Rijnland
verzocht de secretaris-generaal van Sociale Zaken met
klem geen personeel naar Duitsland te sturen, “vanwe
ge de plaats die Rijnland heeft te vervullen”, terwijl ook
NHNK meldde dat niemand gemist kon worden.148 Toch
was al een aantal medewerkers van NHNK tewerkgesteld
in Duitsland, maar daar kon, volgens dijkgraaf Kamp,
moeilijk bezwaar tegen worden gemaakt, omdat het
werk bij het waterschap zelf nu eenmaal minder was
geworden.149
145
GEEN SOLDAAT KAN DE POLDER REGEREN!
146
147
148
149
150
151
NHA, tg. 18, PBNH, inv.nr. 3722, brief over het inzenden van opgaven inge
volge het Arbeidsdienstplichtbesluit, departement van Algemene Zaken,
Bureau Arbeidsdienst, aan de verschillende departementen, 1-4-1942.
Borger, Bruines (1994), 115-116.
Brieven in NHA, tg. 18, PBNH, inv.nr. 3722.
HHR, tg. 1.1.2, inv.nr. 197, notulen D&H, 17-2 en 14-3-1943; RAA, tg.
86.2.014, NHNK, inv.nr. 33, notulen D&H, 17-2-1943.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 5, notulen alg. vergadering, 2-12-1942.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 33, notulen D&H, 6-1-1943.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 32, notulen D&H, 19-8-1942. Voorts
Messchaert (2007), 33.