47
Na de bevrijding
Duidelijke taal Klaver
Dijkgraaf en hoogheemraden van NHNK kwam na
de bevrijding voor het eerst bijeen op donderdag
17 mei 1945.138 Hoogheemraad Jan Laan schitterde door
afwezigheid; hij was als NSB’er in verzekerde bewaring
gesteld. Op tafel lag bovendien een brief van Johan de
Veer, waarin hij zijn zetel ter beschikking stelde ten
gunste van Pieter Blaauboer. Na zijn aftreden zou De
Veer geen bestuurslid meer zijn van NHNK. Hij wilde
echter graag terugkomen als hoofdingeland-plaatsver-
vanger. Aan de provincie werd daarvoor toestemming
gevraagd, want men verwachtte dat er pas over een jaar
verkiezingen werden gehouden. Het was dus meer een
kwestie van genade dan van recht, mocht De Veer als
hoofdingeland-plaatsvervanger terugkomen.
In die beraadslagingen bevestigde dijkgraaf
Kamp voor het eerst dat Blaauboer door de Duitsers om
politieke redenen was gepasseerd. Hij stelde daarna de
vraag hoe het bestuur dacht over zijn eigen benoeming
en die van hoogheemraad Jan Laan. In plaats van de
reacties daarop af te wachten gaf Kamp zelf als eerste
zijn mening. Hij had de indruk dat zijn herbenoeming
was gebeurd zonder enige druk van de bezettende macht
en verder zweeg hij over Laan. Wie durfde hem daarna
nog tegen te spreken?
Slechts één bestuurslid ging de confrontatie met Kamp
aan: hoogheemraad Hillebrand Klaver uit Alkmaar. De
algemene vergadering had volgens hem bij de herbenoe
ming van de dijkgraaf berust in de bestaande toestand.
Want, zo betoogde hij, ook als we een ander op de eerste
plek hadden gezet, zou toch Kamp zijn benoemd. Als de
vergadering daartegenin was gegaan, was dat te verge
lijken geweest “met het plegen van zelfmoord”. Daarmee
bedoelde hij dat er vervolgens zeker een NSB’er zou zijn
benoemd. Klaver pleitte ervoor om nu het algemeen
bestuur een vrije keuze te laten maken. Het verwonder
de hem zelfs dat Kamp, na de bevrijding, in functie was
gebleven, gelet op de tegen burgemeesters genomen
maatregelen.
Wat zijn eigen positie betrof meende Kamp dat
het hele ambtenarencorps later ook “onder de loep zou
worden genomen”.139 Vervolgens vroeg hij aan Klaver
waarom het algemeen bestuur het dan wel had aange
durfd Blaauboer op de eerste plaats te zetten. Klaver
meende dat die twee voordrachten niet met elkaar wa
ren te vergelijken, immers bij de voordracht van Kamp
lag er al een uitspraak van de bezetter en bij Blaauboer
nog niet. En daarin had Klaver gelijk, maar bijval kreeg
hij niet.
Hendrik Koster nam het voor Kamp op. Met hem wist het
algemeen bestuur wie het in huis had en als Kamp niet
was voorgedragen had NHNK zeker een ‘foute’ man als
dijkgraaf gekregen, wat Klaver eerder als “zelfmoord”
had betiteld. Waarna dijkgraaf Kamp minzaam conclu
deerde dat men “in het belang van Noorderkwartier van
zijn diensten gebruik wenste te maken”. Aan tegenspraak
had Kamp een hekel, dus Klaver berustte en zweeg.
GEEN SOLDAAT KAN DE POLDER REGEREN!
Hoogheemraad Hillebrand Klaver. RAA, NHNK,
inv.nr. 11559.
134
135
136
137
138
139
RAA, tg.86.2.014, NHNK, inv.nr. 33, notulen alg. vergadering, 1-12-1943.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 34, notulen D&H, 17-5-1945. Blaauboer
kwam in Vught terecht wegens zijn rol in de zgn. mei- of melkstaking van
1943 gericht tegen het in krijgsgevangenschap terugvoeren van Neder
landse militairen (met dank aan dhr. J.T. Bremer).
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 34, notulen D&H, 10-2-1944.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 34, 1-2-1945.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 34, 17-5-1945.
NHA, tg. 456, KCdK, inv.nr. 493. Tegen Kamp waren na de oorlog geen
klachten binnengekomen. De commissie-Koelma, die zich bezighield
met de zuivering bij de waterschappen, constateerde dat de benoeming
van Kamp “normaal was verlopen”. Maar dat klopte niet. De benoeming
in 1941 gebeurde buiten de voordracht om en dat was niet de normale
procedure.