39
Jan Laan - man van de nieuwe richting
Jan Laan Dzn., geboren op 19 april 1889, werd in 1938
tot dijkgraaf van de polder Zeevang benoemd, was daar
naast hoofdingeland van US en de Overweersche Polder
en sinds 1930 wethouder in de gemeente Kwadijk. In
1942 sloot hij zich samen met zijn vrouw Neeltje aan bij
de NSB. De voorstanders van de 'nieuwe richting’ waren
tevreden over hem, want in een briefje aan de leiding
van de NSB-kring Noord-Holland werd hij “ein treuer
Kampferfür die Nationalsozialistische Idee” en ”ein guter
Kamerad” genoemd. Laan was ook Boerenleider van de
‘foute’ Landstand in Kwadijk en Middelie en lid van de
eveneens ‘foute’ Nederlandse Volksdienst.
Op 10 mei 1945 werd hij samen met zijn vrouw
aangehouden. Laan zei “uit idealistische overweging” en
“in het belang van de gemeenschap” lid van de NSB te
zijn geworden. Overigens stond hij in Kwadijk niet slecht
aangeschreven, meldde de waarnemend burgemeester
van die gemeente na de oorlog. Na zijn arrestatie werd
Laan opgesloten in Fort Spijkerboor in de Beemster. Pas
op 20 juli 1946 werd hij vrijgelaten, zonder dat het tot
een berechting was gekomen. Hij moest een boete van
5.000 gulden betalen en werd voor tien jaar ontzet uit
het kiesrecht en het recht om ambten te bekleden. Ook
was zijn NSB-lidmaatschap aanleiding voor ontslag uit
zijn waterschapfuncties.108
met deze benoeming een van diens vurigste wensen
in vervulling was gegaan. In de wereld van de Noord-
Hollandse waterschappen was hij, als dijkgraaf van
Zeevang, zeker geen onbekende en op grond van zijn
reputatie verwachtte Kamp dat de nieuwe man “nuttig
werkzaam” zou zijn in het belang van Noorderkwartier.
Laan noemde zichzelf een vertegenwoordiger
van het laagveengebied, net als zijn voorgangers Kern
kamp en Versteeg. Hij vond het daarom onbegrijpelijk
dat hij niet op de voordracht had gestaan. Hij vervolgde,
sprekend in de derde persoon: “Men heeft hem alleen
gevraagd, of hij was voor de nieuwe richting. Dat ben ik,
doch dit mocht er niet toe leiden dat Waterland gepas
seerd werd!” Laan dankte Kamp voor de “joviale wijze”
waarop hij hem welkom had geheten, maar liet niet na te
vermelden dat hij slechts van een enkel bestuurslid een
felicitatie had gekregen. Hoe dan ook, hij zou zijn best
doen om op “vriendschappelijke en gezellige wijze met
het college samen te werken”.104
Een half jaar later, tijdens de vergadering van
het algemeen bestuur van woensdag 8 juli, bevestigde
Laan nogmaals dat hij zich had bekeerd tot de NSB:
“Ja, ik ben van de nieuwe richting. Ik ben niet
iemand waarvan gezegd kan worden: zo de wind waait,
waait mijn jasje. Maar dit behoeft echter geen reden te
zijn om bij de benoeming van een hoogheemraad het
gehele laagveengebied in dit college te passeren. Nu
is die plicht op mij overgegaan, al is dat dan ook niet ge
gaan met de instemming van deze vergadering. Het deed
mij bijzonder genoegen, nooit aan de politieke partijen
te hebben meegewerkt en daarom vind ik het jammer,
dat dit gebeurd is. Ik spreek mijn teleurstelling erover
uit, dat dat met de anderen wel het geval is geweest. Wel
breng ik gaarne een woord van hulde aan de neutrale
partij, waarvan ik lid was en waarin voorop stond: ‘geen
politiek in de waterschapzaken’. U kunt ervan over
tuigd zijn dat ik mijn uiterste best zal doen te handelen
in het belang van het hoogheemraadschap en meer in
het bijzonder in het belang van het laagveengebied”.105
Daarna werd de vergadering gesloten. Voor
dat de heren konden aanschuiven aan de traditionele
maaltijd hield dijkgraaf Kamp een causerie van een uur
over jhr. mr. C. van Foreest en ir. J.F.W. Conrad en de ge
schiedenis van de Hondsbossche Zeewering. Het zou zijn
eerste voordracht worden in een reeks. Omdat er door
de oorlogsomstandigheden voor het algemeen bestuur
steeds minder viel te besluiten, duurden de vergaderin
gen relatief kort. Daarom leek het Kamp een goed idee
de resterende tijd te besteden aan voordrachten over de
geschiedenis van het waterschap.106 Zo sprak hij na de
korte vergadering van december 1942 over 'De poëzie
van de waterstaat’. Volgens de verslaggever beloonden
“de stoere West-Friezen” hem na afloop van zijn college
met een warm applaus, om zich vervolgens snel naar de
afsluitende maaltijd te begeven.107
101
108
GEEN SOLDAAT KAN DE POLDER REGEREN!
102
103
104
105
106
107
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 31, notulen D&H, 21-5-1941. Iedere
benoemde bestuurder legde destijds deze eed af, gebaseerd op artikel III
van de Anordnung van Rijkscommissaris Seyss-Inquart van 17-9-1940.
NHA, tg. 18, PBNH, inv.nr. 3689.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 31, verslag vergadering D&H, 21-5-1941.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 5, notulen alg. vergadering, 16-7-1941;
‘De nieuwe dijkgraaf geïnstalleerd’, Heldersche Courant, 16-7-1941.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 32, notulen D&H, 16-1-1942.
RAA, tg. 86.2.014, NHNK, inv.nr. 5, notulen alg. vergadering, 8-7-1942.
Voorts ‘Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier. De
nieuwe richting vertegenwoordigd’, Heldersche Courant, 9-7-1942. Met de
neutrale partij bedoelde Laan de Algemene Kiesvereniging voor NHNK.
Van der Flier (1946), 168; Heldersche Courant, 9-7-1942.
‘Het Hoogheemraadschap van Noorderkwartier’. Een de poëzie-beoefe-
nend college’, Dagblad voor Noord-Holland, editie Alkmaar, 4-12-1942.
De vergadering was na een half uur afgelopen. Deze causerie was een
voorschot op zijn boekje De muze en de waterstaat uit 1971.
NA, tg. 2.09.09, CABR, inv.nr. 105175 (PF Amsterdam T 9090); inv.
nr. 8990 (PRA Alkmaar 9087); tg. 2.09.42, STPD, inv.nr. 5 (J. Laan); tg.
2.04.67, ZA, inv.nr. 16884.
J. Laan Dz. in huzarenuniform
rond 1920. Collectie Historisch
Genootschap Oud-Middelye.
WA, fotonr. HGM00000135.