Oorlog in een oorlog
25
Motie van wantrouwen
“Ontoelaatbaar”
Vuile was
Misleiding
Ondanks de Duitse bezetting probeerden mensen en
organisaties zoveel mogelijk op de oude voet verder te
gaan. Alsof er niets aan de hand was. Kranten stonden
onder censuur, benzine en dagelijks benodigdheden kwa
men op de bon en de landsgrenzen gingen op slot. Maar
verder was het toch vooral 'business as usual'. Dat gold
eigenlijk ook voor de Noord-Hollandse waterschappen in
de zomer van 1940, nadat de provincie met het voorstel
kwam de inning van de waterschapslasten te concen
treren bij NHNK. De ruzie over de concentratie van de
heffing leidde in het najaar tot een oorlog in een oorlog.
Onbegrijpelijk, maar waar. Gelukkig kwam men op tijd bij
zinnen en werd in de herfst van 1941 de vrede gesloten.
De ruzie barstte los op de buitengewone ledenvergade
ring van maandag 7 oktober 1940 in Krasnapolsky in
Amsterdam, bijeengeroepen op verzoek van 22 leden. De
grootste ergernis was dat het bestuur, buiten medeweten
van de leden, al in februari 1940 de provincie positief
had geadviseerd. Dat moesten ze nota bene lezen in de
circulaire over het heffingsvoorstel van de provincie!
De secretaris-penningmeester van de Grote
IJpolder (gelegen onder Amsterdam), M. van Vugt, vond
het advies van het bestuur “ontoelaatbaar”. Door de con
centratie zou de zelfstandigheid van de waterschappen
worden aangetast, want de penningmeester van NHNK
werd mede penningmeester van de waterschappen. Het
argument dat waterschappen te lankmoedig zouden zijn
door uitstel van betaling te verlenen, diende volgens Van
Vugt gebaseerd te zijn op feiten en die ontbraken.56
Van Vugt ging gemakshalve voorbij aan de op
gedane ervaringen in de achterliggende crisisjaren, toen
veel kleine waterschappen moeite hadden de omslag
goed en tijdig te innen. Zo moest bijvoorbeeld een vader
als polderbestuurder zijn zonen onder druk zetten om
de lasten op tijd te betalen.
Afgevaardigde Gerard de Goede van de Karnemelkspolder
deed er nog een schepje bovenop en beschuldigde het
bestuur van misleiding. Ook zou secretaris Boersma de
belangen van zijn werkgever NHNK hebben laten preva
leren boven die van de vereniging. Volgens Boersma was
het voor NHNK juist een groot psychologisch nadeel om
één aanslagbiljet te versturen met een totaalbedrag.
Maar als de provincie vond dat concentratie nodig was,
zou het hoogheemraadschap zich daar niet aan onttrek
ken. De secretaris vond tot slot dat het beter was geweest
als het bestuur eerst de leden had geraadpleegd: “Het is
een tekortkoming geweest, dat dit niet is gebeurd”.
Tijdens de zomervergadering van 1941 werd de strijd
voortgezet. P. van Wees, vertegenwoordiger van polder
Het Oude Dijkje59, en tevens Statenlid, noemde het
respectloos tegenover de leden dat het bestuur zijn
advies niet had ingetrokken. Maar volgens Boersma was
het bestuur wel degelijk 'met de vuile was naar buiten
Zonder pauze werd de vergadering voortgezet en tot slot
diende Van Vugt een motie van afkeuring in. Deze werd,
na een stemming van opstaan en zitten blijven, met grote
meerderheid aanvaard. De voorzitter concludeerde dat
het bestuur uit de aangenomen motie consequenties zou
trekken.
Aan het einde van deze lange en roerige bijeen
komst nam dagelijks bestuurder P. Groot, tevens dijkgraaf
van Drechterland en hoogheemraad van NHNK, secretaris
Boersma in bescherming. Er waren nogal harde woorden
gesproken maar volgens hem hoefde niemand te twijfelen
aan diens eerlijkheid en zuiverheid.57
Een verslaggever van de Provinciale Noord
hollandsche Courant schreef dat Boersma vervolgens een
luid applaus kreeg: “Na drie uur vergaderen ging men
dus weer als goede vrienden uiteen”.58 Maar dat was te
snel geconcludeerd.
56
59
GEEN SOLDAAT KAN DE POLDER REGEREN!
57
58
WA, tg. 1055, VNHW, verslag buitengewone alg. vergadering, 7-10-1940.
Voorts Aten (2002), 9-10.
WA, tg. 1055, VNHW, verslag buitengewone alg. vergaedring, 7-10-1940.
‘Een bestuur dat bakzeil haalde...’, Provinciale Noordhollandsche Courant,
10-10-1940.
Gelegen ten westen van Zijdewind, Westfriesland.