Polders onder water in
de meidagen van
1940
17
Voorbereidingen op de oorlog
In september 1939 werd de voormalige directeur-gene-
raal van Rijkswaterstaat, dr.ir. Johan Ringers, adviseur op
waterstaatkundig gebied voor defensieaangelegenheden.
Met zijn aanstelling kwam een einde aan de jarenlange
slechte verstandhouding tussen Defensie en de water
staatsmensen.
Het ministerie van Defensie had in februari
1939 richtlijnen uitgevaardigd voor het treffen van
noodvoorzieningen voor waterstaatswerken. Bij dijken
en sluizen moesten depots met materialen worden
ingericht en schotbalken dienden klaar te liggen om
bij beschadiging van de sluisdeuren het water toch te
kunnen keren.24 Voorts had Defensie de deskundigheid
van Rijkswaterstaat nodig bij de voorbereiding van de
militaire inundaties in de provincie. Daarom overlegden
de provinciale waterstaten van Noord- en Zuid-Holland
en Utrecht in november 1939 met de hoogheemraad
schappen van Delfland, Rijnland en Schieland. Dat over
leg resulteerde in de aanleg van brandstofvoorraden
bij stoom- en dieselgemalen en de aanschaf van trans
portabele hulpbemalingsinstallaties. Deze installaties
zouden later nog van pas komen bij de drooglegging
van de inundaties van 1940 en 1945.25 Tijdens de mobi
lisatie had het ministerie van Defensie het personeel van
Rijnland dat de gemalen bediende niet van dienstplicht
vrijgesteld, ondanks een dringend verzoek daartoe van
het bestuur.26
In diezelfde periode stelde Rijkswaterstaat aan
Rijnland voor, akkoord te gaan met het aanbrengen van
militaire voorzieningen aan de Boezemsluis en de Grote
Sluis, beiden in Spaarndam, en de Westsluis in Halfweg.
Het bestuur meldde Rijkswaterstaat dat het Rijk hier
voor een vergunning moest aanvragen en dat het zelf
voor alle kosten zou opdraaien. Rijnland gaf Rijkswater
staat toestemming om een stel stalen vloeddeuren in
elk van de beide openingen van de Boezemsluis in het
dorp Spaarndam aan te brengen. De clausule dat het
Rijk ook een vergoeding moest betalen als gevolg van
binnendringen van zout water werd uiteindelijk door
het bestuur geschrapt.27 Ondertussen ontwikkelde het
hoogheemraadschap een plan om de schutkolkmuren
van de Grote Sluis naar 1,0 m NAP op te trekken. Het
dorp Spaarndam met zijn sluizen werd als een kwets
bare locatie beschouwd omdat veel schepen met munitie
door de sluizen zouden varen met alle risico’s van dien.
In een rondschrijven van 5 januari 1940
drongen GS van de provincie Noord-Holland er bij de
waterschappen op aan, maatregelen te nemen. Daarom
werden veel gemalen gecamoufleerd en de olietanks
bij de gemalen in Spaarndam overgeschilderd in schut
kleuren als bescherming tegen luchtaanvallen.28 Water
schap De Schermeer vond dat overbodige moeite “omdat
de gemalen het landelijk karakter van een stolphoeve”
hadden.29 Wel richtte dit waterschap hulpdepots met
zand langs de ringdijk in en stelde het een dijkleger
in. Deze groep vrijwilligers bewaakte bij hoog water
de dijken, zodat het waterschap in geval van nood kon
ingrijpen.
In de jaren vóór 1940 groeide de kans op een oorlog in
heel Europa. Ook in ons land werden voorbereidingen
getroffen tegen een Duitse aanval. Het ministerie van
Defensie wilde de luchtstrijdkrachten, die tot dan toe
centraal in Soesterberg waren gelegerd, over verschillen
de plaatsen in ons land verspreiden. Daarom werden er
elders nieuwe vliegvelden gebouwd, zoals bij Bergen in
de Bergermeerpolder. Bij de aanleg verdween ruim een
kwart van deze polder onder een laag zand en kreeg het
vliegveld een zelfstandige bemaling. Door de zachte
ondergrond zakten grotere vliegtuigen weg in de dras
sige bodem, zodat alleen kleinere toestellen konden
opstijgen. Na de aanleg van het vliegveld meende het
polderbestuur dat de omvang van het bestuur terug
gebracht kon worden met twee heemraden en vier
hoofdingelanden. Maar het werk in de polder
verminderde niet en zo bleef alles bij het oude.23
23
GEEN SOLDAAT KAN DE POLDER REGEREN!
24
25
26
27
28
29
Schuurman (2001), 8-48 en RAA, Aten, inleiding Inventaris archief
Bergermeerpolder, 6.
Giebels (2002), 282.
Waalewijn (1990), 33.
HHR, tg. 1.1.2, inv.nr. 193, notulen D&H, 30-8 en 13-12-1939.
HHR, tg. 1.1.2., inv.nrs. 193 en 194, notulen D&H, 27-12-1939, 13-2-1940.
Bij het schutten van de Grote Sluis komt brak water in de boezem vanuit
Zijkanaal C van het Noordzeekanaal. Rijnland laat zoet water in uit de Rijn
bij boezemgemaal Gouda om hiermee het verzilte water in het noorden
weg te spoelen. Daarna vindt het een uitweg in het Noordzeekanaal bij de
gemalen Spaarndam en Halfweg.
Giebels (2002), 283.
RAA, tg. 84.2.037, waterschap De Schermeer, inv.nr. 116, brief aan
provincie, 22-1-1940.