De stromingen tijdens de stormvloed van 22 op 23 december 1894
om 3.00 uur herberekend voor de situatie na voltooiing van de
Afsluitdijk. Blauw: intrekkende stroom, rood: uittrekkende stroom.
Stroomsnelheden in cm per seconde. Vergelijk met het kaartje op
p. 74. Overgenomen uit Lorentz (1926).
Verbetering van de Molgerdijk in het kader van de Zuiderzeewer
ken, 8 juni 1925. Historische Vereniging Wieringen, database nr.
HVWF 2133.
De berekeningen van de commissie, versche
nen in het in 1926 uitgebrachte doorwrochte Verslag,
voorspelden de vorming van een wantij tussen Texel
en de Friese kust en een toename van de stroom door
de zeegaten. Maar vooral zou een veel grotere storm
vloedverhoging in de Waddenzee optreden dan men
aanvankelijk had gedacht. Dit werd opgelost door het
tracé van de Afsluitdijk in noordoostelijke richting, dus
in een vloeiender lijn te, verleggen en niet bij Piaam,
maar bij Zurich aan de Friese kust te hechten. Boven
dien kreeg de dijk ter hoogte van het Kornwerderzand
een 'knik. Zo kon de overheersende stroomrichting
versoepeld worden en de stroomversterking door de
zeegaten aanzienlijk ingeperkt. De aanvankelijk ver
wachte stormvloedhoogte aan bijvoorbeeld de noord
kust van Wieringen van ongeveer één meter werd
hierdoor tot ongeveer de helft teruggebracht. Maar
toch bleven dijkverhogingen langs de volledige kustlijn
van de Waddenzee noodzakelijk. Bij Wieringen, dat aan
twee kanten gekoppeld werd aan de afsluitdijken, zou
de golfoploop zeker bij Westerland hoger worden en
daar kwamen veranderingen in diverse zeestromingen
bij. Interessant is dat de commissie niet alleen gegevens
uit het verleden als uitgangspunt hanteerde - vooral
de stormvloeden van 1877 en 1894 - maar dat zij ook
de gevolgen voor het inmiddels afgesloten Amsteldiep
mee kon nemen. We komen hierop terug.
De Noorderdijken
In 1925 werd voor de Noorderdijken een breed opgezet
Algemeen Plan opgesteld om zowel de situatie van dat
moment als de gewenste verbeteringen aan te geven.
De bedoeling was te starten met een verhoging van het
westelijk deel van de Noorder Oeverdijk en de Mol-
gerdijk over een totaal van 760 m. Nog in maart van
hetzelfde jaar kon men volgens Bestek No. 19 Z.W van
start gaan. Laagste inschrijver was C. Klos uit Schel-
lingwoude voor 65.600 gulden.
Het totale plan had betrekking op de volgen
de Rijksdijken, waarbij de reeds in werkverschaffing
aangebrachte verbeteringen waren geïntegreerd:
Noord-Oeverdijk
lengte 570 m, kruinhoogte 5,0 m NAP.
steen en klinkerglooiing.
na 1916 verhoogd in werkverschaffing vooruitlopen
de op de huidige werken.
gewenste toekomstige kruinhoogte: 6,0 tot 6,3 m NAP.
Volgende pagina's:
De aanleg van de Amsteldiepdijk gezien in de richting van Wierin-
gen. Op de achtergrond de gebouwen van de oude Quarantaine.
Bron http://beeldbank.rws.nl/MediaObject/Details/503868.
26 Tenzij anders vermeld zijn de Wieringer gegevens in deze paragraaf ontleend
aan het Driemaandelijksch Bericht betreffende de Zuiderzeewerken (1925
1928); Interessante gegevens over de financiering van de diverse projecten:
Kamp (1937), 209-215.
27 Van der Ham (2007), 144 e.v; Van Loo, Van Loo-Mulder (2006), 31 e.v.
28 NHA, tg. 354, inv.nr. 10.
29 Lambooij (2013), 63 e.v.
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS
91