Werkzaamheden
aan de Hoelmerdijk,
4 juni 1917. NHA,
Provinciale Atlas -
Foto's, inv.nr. NL-HlmN-
HA_559_003344.
Kompedijk (naam van een dijk onder Oosterklief)
Opnemen, herzetten en voorzien van 1.400 m
steenglooiing; met hergebruik van puin, slikker en
beton uit de Hoelmerdijk.
Naast grond en steenwerk nog 50 last (100 ton)
basalt.
Westerlanderdijk en de Vier Hoofden
Over 1.100 m een betonband alsmede slikker.
Het stukgeslagen hoofd verwijderen en vervangen
door slikkerbekleding en een 10 cm dikke groene
wierlaag, een steenglooiing en basalt.
Het bestek vervolgde met een gedetailleerde lijst van
gewenste kruinhoogten, gerekend van oost (Den
Oever) naar west (nabij de voormalige Quarantai
ne), waarbij uiteraard de dijken rond Den Oever en
langs het Amsteldiep de meeste aandacht kregen. Die
moesten op 4,10 m tot 4,30 m NAP worden gebracht.
Voor de overige dijken kon met een lagere kruinhoog
te worden volstaan, met als laagste de Hoelemerdijk
(3,20 tot 3,30 m NAP) ten oosten van De Haukes,
die helemaal in de luwte van wind en stroom lag. Op
plaatsen waar geen wierriem buiten het aarden lichaam
van een dijk uitstak, moest de ophoging plaats vinden
met slikkerspecie. De kruinbreedte achter de zichtbare
wierriem diende minstens twee meter bedragen. Het
binnenbeloop mocht niet steiler zijn dan 2 op 1, het
buitenbeloop niet steiler dan 3 op 1.
De kosten van de dijkverbeteringen werden
door de Provincie voor het lopende jaar geraamd op
33.060 gulden. De benodigde specie werd betrokken
van de wadplaten die voor het oosteinde van het eiland
lagen, alhoewel bekend was dat de grond daar slap was,
weinig weerstandsvermogen bood en voortdurende
aanvulling vereiste. Ondertussen hadden de ingenieur
en opzichter van PWS een aantal keren de situatie ge-
inspecteerd, waarop de Provincie de kruinhoogten van
de vernieuwde Zuiderdijken vastlegde.17
De begrote werken waren volgens het heem
raadschap, gezien de kracht van de voorbije janua-
ristormen, beslist nog onvoldoende. In ieder geval
moesten de zeedijken worden doorgetrokken langs en
over de hoge gronden achter Ooster- en Westerklief.
Maar dan kon men niet om onteigeningen heen. GS
besloten daarop "hunne beslissing te verdagen" Er
gebeurde dus (wederom) voorlopig niets.
Het heemraadschap liet het er niet bij zitten.
Op 12 oktober 1917 berichtte het aan de ingenieur
van PWS, dat men in een noodsituatie verkeerde. Er
waren in dat jaar als gevolg van aanhoudende stormen
een paar flinke bressen in de steenglooiingen geslagen.
Ruim een week later inspecteerden hoofdingenieur en
een ingenieur van PWS alsmede de opzichter van de
Wieringerwaard onaangekondigd de steenglooiingen.
De heren waren niet erg enthousiast. Het liefst zou
den ze "nog menig oud steenglooiinkje omver hebben
willen gooien, maar de secretaris van het Heemraad
schap wist dit te voorkomen"18 Na weer een volgende
storm (25 op 26 oktober 1917), waarbij het water een
gemiddelde hoogte bereikte van 1,50 m NAP, kreeg
het heemraadschap gelukkig een voorschot op de te
verwachten watersnoodlening.
Naast de gewone uitgaven liepen de buitenge
wone kosten voor het heemraadschap behoorlijk op. In
datzelfde jaar (1917) werd voor de verzwaring van de
zeedijken maar liefst 177.170 gulden van de Provincie
ontvangen. Daarna minderden de bedragen. In 1918
86
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS