De van een steen glooiing voorziene dijk bezuiden Den Oever, 4 juni 1917. In de achtergrond een bescha digd wierhoofd. NHA, Provinciale Atlas - Foto's, inv.nr. NL-Hlm- NHA_559_003341. "Houdt u gereed tot vluchten" Bericht uit 1916: "Wanneer vanwege de Waarschuwingsdienst (waarmede het kantoor van het Waterschap in telephonische verbinding staat) een storm uit Westelijke richting wordt aangekondigd, zal aan de seinpalen van het heemraadschap één bal ('s nachts te vervangen door een rood licht) worden geheschen. Dit strekt de inwonenden van het Waterschap slechts tot teeken dat er wellicht stormseinen vanaf de seinpalen zullen worden gegeven". Zijn er twee keer zoveel uitgezet dan dient men "op zijn hoede" te zijn. Als het er drie gehesen werden, horizontaal naast elkaar, wilde dat zeg gen "Houdt U gereed tot vluchten". Als de ballen onder elkaar stonden bestond overstromingsge vaar en was het advies een veilig heenkomen te zoeken. Het sein "Houdt U gereed tot vluchten" werd tevens aangegeven door het luiden van de kerkklokken.10 Die noodklok was tenminste dui delijke taal. Met de zichtbaarheid van de seinen wist je het bij slecht weer immers maar nooit. Natuurlijk vroegen veel mensen zich af hoe het in Waterland, de Anna-Paulownapolder en elders rond de Zuiderzee zo ver had kunnen komen. Was dat niet te voorkomen geweest door de dijken beter te on derhouden? Waren de dijken eigenlijk wel hoog genoeg om een beetje storm te kunnen weerstaan? Hadden de waterschappen niet eerder en beter moeten ingrijpen? Waarom duurde het zo lang voordat de doorbraken gesloten waren? Kortom, hadden de waterschappen hun zaakjes wel voor elkaar? Eén ding was duidelijk: de dijken langs de Zuiderzee konden een zware storm vloed niet aan en de waterschapsbesturen hadden niet alleen het geld niet, maar zij beschikten ook niet over de kennis om de doorbraken te sluiten en hun dijken te verbeteren. PWS nam zodoende van A tot Z de regie over de werken. Toch schrok de Provincie er voor terug om het dijkbeheer helemaal van de waterschappen over te nemen. Dat werd uiteindelijk een te grote breuk met het verleden gevonden en natuurlijk speelden de enorme financiële consequenties van een dergelijke stap ook een rol. Na een uitgebreide discussie werd daarom in 1919 door Provinciale Staten besloten tot de oprichting van een groot nieuw waterschap dat het beheer van alle zeedijken en belangrijke tweede waterkeringen in de regio ten noorden van het Noord zeekanaal overnam.11 De Provincie schoof bovendien de aflossing van de watersnoodleningen voor een belangrijk deel aan dit nieuwe Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier (NHNK) door. En Wieringen? Daar bleef het dijkbeheer ongewijzigd: noordzijde bij het Rijk, zuidzijde bij het heemraad schap. De Provincie maakte namelijk een uitzondering voor de provinciale en Rijkskeringen. Die gingen niet in handen van NHNK over. 84 WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2017 | | pagina 86