Werkzaamheden aan de zeedijk in De Haukes, 1904. De benodigde specie werd aangevoerd met een werkspoortje. Een span paarden trok de
kipkarren. Historische Vereniging Wieringen, database nr. GAW 1238.
van totaal nieuwe perspectieven. In december 1882
diende het Friese liberale kamerlid Age Buma een
initiatief-wetsvoorstel in dat de bedijking van de hele
Zuiderzee en Waddenzee beoogde. Buma was een
welgestelde landbouweconoom, woonachtig in Hinde-
loopen, die als echte 19e-eeuwer vocht voor de vooruit
gang: spoorlijnen, bruggen, kanalen en niet te vergeten
landaanwinning. Buma wist van wanten op het terrein
van de waterstaat. Net als Noord-Holland en zuidelijk
Wieringen werd het lage midden van Friesland prak
tisch elk najaar geplaagd door wateroverlast doordat
de uitwatering bij Dokkumer Nieuwe Zijlen de enorme
hoeveelheden boezemwater uit vooral het zuidwesten
en het centrum van het gewest niet kon verwerken. Dat
was wel leuk voor de vele schaatsers die al na één nacht
stevige vorst over de blank staande weilanden konden
rijden, maar er waren toch ook andere belangen. Buma
schreef verschillende brochures. Een daarvan handelde
over een groot scheepvaart- en afwateringskanaal, te
graven van Terhorne naar Hindeloopen.59 Het perspec
tief van de winning van grote oppervlakten vruchtbare
landbouwgronden was voor de liberaal bovendien zeer
aanlokkelijk.
In dat laatste stond hij niet alleen. Onder in-
vloed van de aantrekkende vraag naar zuivelproducten
uit de industrielanden Engeland, België en later ook
Duitsland en de oplopende prijzen leek landaanwin
ning een aantrekkelijke investering. De Wieringermeer
vormde een wenkend perspectief. Het was een aantal
boeren dat in actie kwam. In het verlengde van de
nieuwe Anna-Paulownapolder (1844) richtten zij hun
aandacht op het meer bezuiden Wieringen. Weliswaar
was de Zuiderzee daar op sommige plaatsen behoorlijk
diep, maar meer dan 100 grondboringen wezen uit dat
de bodem voor een belangrijk deel uit vruchtbare klei
bestond. Onder leiding van de waterbouwkundige J.C.
de Leeuw, directeur van de Maatschappij tot Indijking
van de Anna-Paulownapolder en eerste dijkgraaf van
deze nieuwe polder, kwamen in 1869 alle dijkgraven
van de Kop van Noord-Holland bijeen om getuige te
zijn van deze boringen. In 1874 verscheen hun geza
menlijke ontwerp.60 Dat beperkte zich in tegenstelling
59 Schroor (1989), 221-225.
60 De Leeuw e.a. (1874). Zie over J.C. de Leeuw: Lambooij (1991), 18.
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS
77