De grafzerk van Simon B. Gorter, "opzichter van den waterstaat",
op de begraafplaats van Hippolytushoef. Foto: Chris Schaatsbergen,
augustus 2017.
"In 1824 [was Wigbout betrokken bij] de Steenglooiing
voor het Stroe, voor de aannemer Willekes en Zwaan
van Tessel; deze glooiing is vanaf de grondslag, tot
gelijk den bovenkant van het land, zooals zij thans nog
is gemaakt; op den 31 December van dat jaar was dit
werk voltooid; later in 1853 is deze glooiing 120 meter
en in 1864, telkens van 's Rijkswege 115 meter verlengd.
Naar gis van Wigbout in 1824: de Steenglooi
ing beoosten den Bierdijk gemaakt. Bij het maken van
deze is Wigbout niet geweest, maar is mede werkzaam
geweest in 1825, aan het herstellen van eenige bressen
in deze glooiing.
In 1825 door Wigbout en anderen gemaakt de
steenglooiing bezuiden den Marskedijk. [In de marge
bijgeschreven: "in 1861 is deze 50 meter verlengd"].
In 1826 door Wigbout en anderen gemaakt de steen
glooiing voor den Westerlanderdijk. Voor de Heeren
aannemers Schram, Van Doorn, van Sluis, en ande
ren, voor de Zoogenaamden Goudenploeg. Dit werk
voor de Zuider Zeewering is van 's Rijkswege aanbe
steed voor 72.000 gulden. Voorts heeft Wigbout mij
medegedeeld, dat volgens zeggen van zijn Vader de
steenglooiing om de voormalige Quarantaineplaats is
gemaakt in 1800.
In 1825 door J. Wigbout en anderen eeni-
ge bressen in deze glooiing hersteld. Mij is wel eens
gezegd dat het Oeverhoofd bij Den Oever, in vroeger
dagen een wierhoofd, in 1801 met steen is bekleed.
Wanneer de steenglooiing van de Oeverdijk, en,
wanneer de Marske- Rinkewiels-, Bier- en Molger- en
Beverdijk zijn aangelegd is mij nog onbekend."
Om op dit laatste een antwoord te kunnen geven was
Gorter te rade gegaan bij het in 1855 verschenen be
kende boekje van F. Allan. Het was hem niet duidelijk
of bij de eeuwen geleden genomen maatregelen van
1515 en 1621 de noordelijke dan wel zuidelijke dijken
werden bedoeld.50 Wel zou men:
"hieruit kunnen opmaken dat de dijken in de 15de
eeuw zijn aangelegd. Over butstekers (vischjesvangers)
wordt gezegd dat op zekeren afstand buiten de Marske
en Rinkewielsdijk nog is op te merken dat aldaar in
vroeger jaren een wierdijk heeft gestaan. Het kan zijn,
echter is mij noch niet bekend wanneer de thans be
staande aarden dijken zijn aangelegd. Zoodra mij hier
iets van bekend is zal ik Ued dat mededelen".51
Toch bleef Gorter in de ogen van zijn superieuren
'maar' een opzichter. Zo kreeg hij op 18 januari 1894
rechtstreeks van hoofdingenieur A. Keurenaer een
stevige reprimande. Keurenaer, een vrij autoritaire
man uit militaire huize52, verweet hem dat hij zich op
onheuse wijze had uitgelaten over H.A. van der Speck
Obreen, een vooraanstaand marine-ingenieur.53 Als
waterstaatsman was S.B. Gorter, aldus Keurenaer, ver
plicht om alles te vermijden wat aanleiding kon geven
tot verstoring der goede verstandhouding van
den waterstaat, zoowel met bijzondere personen als
met de bestuurderen". Gorter nam dit niet. Vier dagen
later reageerde hij als door een wesp gestoken. Het ging
om een goede zaak, namelijk verbetering van de haven
van De Haukes. Zoals bekend een slepende kwestie
die in het logement op De Haukes besproken was met
schippers en hun vertegenwoordigers bij de schippers-
bond Schuttevaer. Daar waren wellicht ongepaste din
gen gezegd, maar hij, Gorter had dat nimmer gedaan.
50 Het waren wel degelijk de zuidelijke dijken. Zie hierboven.
51 Bedoelde hij de restanten van de oude wierdijken die rond 1790 waren
vervangen door een inlaagdijk? Zie voorgaande citaten.
52 Zie over diens vader NNBW dl. 3, kolom 688.
53 Zie NNBW dl. 6, kolom 1075.
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS
73