Gorter: deskundig, maar toch slechts een opzichter ■HM j/S.- jf. 'i C Z.V, Plan voor een haven in een kom achter de Noorder Oeverdijk zoals bepleit in het door honderden vissers uit Enkhuizen, Urk, Texel en Volen- dam ondersteunde verzoekschrift, 1846. NHA, Rijkswaterstaat - Kaarten voor 1850, inv.nr. NL-HlmNHA_269_1340. vroegen zich zelfs af of de schippers in Den Oever niet vooral uit waren op eigen dorpsbelang. Het pleit was op dat moment evenwel al beslist. Maar even terug. Alle plannen kwamen een tijdlang op losse schroeven te staan door serieuze plannen in de jaren 60 en 70 om de Wieringermeer in te polderen.48 Een haven aan De Haukes of het Wester- landerhoofd kon je dan wel vergeten. Die zou immers bij bedijking van de Wieringermeer overbodig worden. De focus verschoof dus naar Den Oever. Waterstaatsin genieur P. Loke schrapte in 1870 De Haukes toch nog niet helemaal. En passant kreeg Gorter van de hoofd ingenieur J.R. Ortt opdracht tekeningen te maken van de dwarsprofielen van de dijken en dammen bij Den Oever. Ortt was bovendien benieuwd naar Gorters ideeën over de inrichting van een binnendijkse haven en naar de kosten. De eventuele droogmaking van de Wierin- germeer bleef tot ver in de jaren tachtig de discussies beheersen. Lokes opvolger B. Hoogenboom kwam in 1877 - met alweer Gorter op de achtergrond - met een heel nieuw plan. Hij koos wegens de moeilijke bereik baarheid van Den Oever voor De Haukes. Maar moest het een buitendijkse of binnendijkse haven worden? Hoogenboom liet dat open, beide opties hadden hun voor en tegen. Na nog meer plannen (1884 en 1886) kwam het er in 1890 eindelijk van: De Haukes kreeg weliswaar geen afgesloten havenkom, maar wel een buitendijkse doorstroomhaven, westelijk van het Wes- terlanderhoofd, annex een steiger langs de dijk. Het Rijk verzorgde de aanleg, het beheer en onderhoud. Op 10 juli 1892 vond de feestelijke opening plaats. Pogingen om ook Den Oever van een haven te voorzien gingen ondertussen gewoon door. Het Rijk was niet enthousiast, maar ging uiteindelijk in 1904 ak koord met de verlenging van het Noorderhoofd en de wierdam annex paalscherm zodat er een soort haven kom werd gevormd. Geen echte haven dus, maar, zoals het in de officiële stukken consequent werd genoemd, een 'aanlegplaats'. Toen 15 jaar later de Zuiderzeewer ken een aanvang namen had dat zowel voor De Haukes als Den Oever grote gevolgen. Maar hierover later meer. Hoogenboom liet het in 1885 gewoon aan Gorter over om de gegevens bijeen te brengen voor de herdruk van het standaardwerk uit 1864 van G. de Vries Az., De zeeweringen en waterschappen van Noord-Hol land.49 Gorter vervulde zijn post inderdaad nauwgezet, plichtsgetrouw en soms verrassend origineel. Dat blijkt wel uit het volgende. Op eigen initiatief rapporteerde hij, geheel in stijl met zijn taak de steenglooiingen in de gaten te houden, op 19 juni 1885 aan zijn chef in Hoorn, dat hij een gesprek had gevoerd met de 84 jaar oude Jan Wigbout. De oude baas was gepolst over zijn vroegere werkzaamheden als steenzetter. Gorter noteerde: 47 RAA, tg. 71.1.1.002, inv.nr. 30, 4-1-1886. 48 Hierover verderop meer. 49 Het duurde overigens tot 1894 voordat die door CdK J.W.M. Schorer geactua liseerde herdruk het licht zag (Schorer 1894). WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS 71

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2017 | | pagina 73