Stormvloeden in de jaren-80 De gevelsteen in het in 1929 door het heemraadschap gebouwde gemaal van de Hippolytus- hoeverkoog aan het einde van de Lon- jeweg. Foto Chris Schaatsbergen, augustus 2017. kon ook de afwatering integraal voor het hele eiland worden aangepakt. Notaris H.PJ.D. van der Speck Obreen stelde een dergelijke fusie in 1891 aan GS voor en wel buiten het heemraadschap en de polder om. Die hadden er wel oren naar en deelden dat mee aan de besturen. De verontwaardiging was groot. Zowel het heemraadschap als de polder Waard-Nieuwland vonden het geen manier van doen. De notaris was bovendien niet eens een eilander! Anders had hij wel geweten dat de waterhuishouding van beide gebieden onderling sterk verschillend was.40 Terug naar de harde werkelijkheid. In de jaren 1881 1883 werd de schade aan de Noorderdijken, ontstaan door de zware stormen van 1877 en volgende jaren, hersteld. Zetwerk, palen en slikker aan de Marskedijk en Bierdijk hadden aanzienlijk geleden. Alleen al de schade aan het zetwerk strekte zich uit over een oppervlak van totaal 3.000 m2. Het werk werd uitgevoerd in de periode 28 juni tot 21 oktober van 1881, inclusief 16 onwerk bare dagen. Er werkten onderbazen, sjouwerlieden, steenzetters, timmerlieden, heiers, aardewerkers en 70 krammers. Veel tijd ging zitten in het steenzetten, heien en aardewerken.41 Landeigenaren aan het Woudstrand42 klaagden bij het Rijk over schade aan hun landerijen door overstromingen die een gevolg waren van een ka potte paalregel. En de winter van 1881 op 1882 leverde weer nieuwe schadeposten op aan de Rinkewielsdijk. Vooral februari 1882 was zeer onrustig. Alleen al de reparatie van enkele bressen in de steenglooiingen en het herstel van het beschadigde paalwerk kostte het Rijk 3.700 gulden.43 Ook het heemraadschap kwam in het geweer en liet twee vakken steenglooiing van de Zuider- dijken en het besteende hoofd repareren. Op voorgedrukte formulieren moest de aannemer opgave doen van het benodigde dijkmate- riaal. Deze gegevens werden vervolgens verwerkt in maandrapporten. De notities waren zeer gedetailleerd. We lezen er van slikkerspecie, teelaarde en leem of klei (alle drie in m2), bezoding en krammat, noordse grenen palen van 6,2 m, grenen bekisting paaltjes van twee meter lang en gecreosoteerd dennenhout (in m3). Verder bezaagd grenenhout (idem), gesmeed ijzer (in kilo's), zuilenbazalt en grof puin (in m2) en bossen Hollands rijshout waarmee de ruimte tussen houten palen werd dicht gevlochten.44 Tenslotte stortsteen (in scheepstonnen), riviergrind en geklopt puin (beide in m3), teerwerk (in m2) en spijkers (in kilo's). Er werd bovendien aantekening gemaakt van oude palen die verwerkt konden worden tot opzetters en kistingpalen en de herzetting van steenglooiingen (in m2). Een zware storm leverde op 12 december 1883 wederom schade op. Bij het Marskesluisje mat opzich ter Gorter bij een toenemende WNW storm (4.00 uur) VZ 1,40 m, later (6.30 uur) tot VZ 2,25 m. Daarna nam de wind af. De metingen van Gorter wezen uit dat de golven aan de Marskedijk waren opgelopen tot wel VZ 3,25 m. Als bijzonderheid merkte hij op dat de opdrift bij het Woudstrand en bij de voormalige Quarantaine respectievelijk 15 en 10 cm hoger lag dan in 1825. In Den Oever werd 1,70 m AP gemeten. Dat viel dan wel weer mee: in 1825 liep de waterstand daar op tot 2,26 m AP. Het water was om de Raaidijk heen gelopen, het sluisje in de Marskedijk lekte aanzienlijk water en het grind achter de dijkweg was zelfs schoon gespoeld. In het officiële verslag van deze stormvloed werd de schade op het eiland "niet onaanzienlijk" 68 WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2017 | | pagina 70