De leden van de Commissie tot Verkrijging van een Verbeterde Aanlegplaats te Den Oever (onderste rij) en de gemeenteraad (boven),
27 december 1900. Links vooraan met bolhoed Simon Gorter op 73 jarige leeftijd. Boven tweede van links wethouder en dijkgraaf van het
heemraadschap V. Heijblok en derde van links burgemeester L.C. Kolff. Historische Vereniging Wieringen, database nr. 1157.
29 jaar oud. RWS vormde een overzichtelijke organi
satie met een duidelijke militair aandoende hiërarchie.
Gorter was gewoon Gorter, maar zijn chef B. Hoogen-
boom - de eveneens al vermelde ingenieur van de
Waterstaat in Hoorn - was "Weledel gestreng", dezelfde
titulatuur die ook werd gehanteerd in de correspon
dentie met diens chef, de hoofdingenieur in Haar-
lem.29 Toch straalde iets van de glans van de vroegere
opziener af op de 19e-eeuwse opzichter. In datzelfde
jaar 1858 werd Gorter bijvoorbeeld benoemd als "Bui
tengewoon Opzigter Particulier werk" voor diensten
en adviezen aan het dijkbestuur van de Zuiderdijken.
Zijn taak werd daar het opmaken van bestekken en het
houden van toezicht op werken aan de steenglooiing.
Zijn bekwaamheden stonden buiten kijf. Het
zat trouwens in de familie. Zijn negen jaar oudere
broer Jan Gorter30, eveneens opzichter van RWS op
Vlieland, kreeg in 1868 opdracht van de hoofdinge
nieur van Waterstaat in het negende District om een
inspectietocht te maken langs de hele Nederlandse
kust, de diverse dijkhoofden te bezichtigen en daar
rapporten over op te maken. Het was voor hem een
barre tocht op vissersschuiten, met stoomboten en in
stoomtreinen. Onderweg bezocht hij de beroemde
ingenieurs F.W. Conrad en P Caland en stelde zich uit
eigen beweging op de hoogte van de voorbereidende
werkzaamheden voor de aanleg van het Noordzeeka
naal en de Nieuwe Waterweg.31
Simon Gorter, hoe bekwaam ook, werd door
zijn superieuren goed in de gaten gehouden. Op 11 mei
1871 kreeg hij van hoofdingenieur P Loke een uitbran
der. Hij had niet goed opgelet toen een aannemer op
Wieringen knoeiwerk had geleverd door oude palen
af te zagen in plaats van nieuwe te plaatsen.32 Ook
Hoogenboom probeerde op alle mogelijke manieren de
opzichter bij de les te houden. Zo ging er op 16 februa
ri 1878 een telegram naar hem met de mededeling dat
de hoofdingenieur geen vergunning tot opbreken van
een steenglooiing had gegeven. Kennelijk was er werk
geleverd waarvoor geen toestemming was verleend.
"Gij, (Gorter) moet dat beletten". Zo.
Op 18 januari 1879 vroeg Hoogenboom
aan Gorter om nogmaals een tekening te maken van
een paalwerk aan het Woudstrand, omdat een eerder
ingeleverde prent veel te weinig informatie bevatte.
Afgekeurd dus. Hoogenboom stuurde een gebruikt vel
papier mee: "Ik voeg daartoe een stuk papier hierbij,
waarvan de witte rugzijde voor uw tekening kan die
nen" Meteen meldde hij Gorter fijntjes "goed te letten
op de bepalingen der AV", de Algemene (Dijk)voor-
schriften. Op 3 maart kwam daar een strook calqueer-
26 NHA, tg. 355, inv.nr. 1079.
27 RAA, tg. 82.2.0.13, inv.nr. 1.
28 NHA, tg. 355, inv.nr. 1079.
29 Over het beroep van waterstaatsingenieur vooral Lintsen (1980).
30 NHA, tg. 156, inv.nr. 414.
31 Zie voor Gorters uitgebreide verslag van 12-9-1868: NHA, tg. 156, inv.nr. 414.
32 NHA, tg. 156, inv.nr. 414.
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS
65