Dijkbestuur naast polderbestuur16
"5 yVaaXcc
ï'Cttt ttcn," Pnetrtjlierd ft
Ait Accqc
{n.ft3 -ran j£tee t -éajjcA in ?f«, $itt-£?yA' ifi
dc Jhl-rtt-ri ^A&O'firttj r &J.- Art et./a. n*l
y$ serin ^£'7?
a/J '.y ?-1(lJ-tZ* /f,J^_
S tVa A \B ran J a. JQO r*"- Art ^refiE.
•3sAm/ if iet StJief; t* 4c .UytrvA*f i-h&H *Of+*a
At d&Jtatr&ïn*an paai/ut Art M-tir^aca" ft"
fsirtArtflt—it ftrtr** If Jt ffiti in***' -•
*p if 9/thunft mK -p
iyy,.~„^ne it t- trtrU #*f
<>fi.(t, ft*!,■*-
fi>tt;iMnAl,
Kaart van de afgebrokkelde oever voor het hoge land van Stroe
met een plan voor de aanleg van een steenglooiing met paalscherm
aldaar behorende bij het bestek voor werken aan de Rijkszeewerin
gen op Wieringen. J.G. van Gendt, ingenieur van RWS te Alkmaar,
25 april 1837. NHA, Rijkswaterstaat - Kaarten voor 1850, inv.nr.
NL-HlmNHA_269_1328.
Het traditionele dijkbestuur op Wieringen, dat nog in
de achttiende eeuw een eenheid vormde en zowel de
(zuidelijke) dijken als de polders beheerde, werd in
1844 om onduidelijke redenen opgesplitst. Er kwam
een afzonderlijk polderbestuur naast het dijkbestuur,
ieder met een eigen reglement. Het onderhoud van
de hele Zuiderdijkagie viel toe aan het nieuw gevorm
de dijkbestuur. Daarbij hoorden ook de in de dijken
gebouwde uitwateringssluizen. De afwatering viel
onder het polderbestuur.17 De Zuiderdijken vormden
een aaneengesloten geheel, waren tezamen 12 km lang,
maar verschilden sterk. Zo liep de hoogte van de dijken
sterk uiteen. Gemiddeld waren ze in deze jaren ruim
drie meter hoog. Maar in tegenstelling tot de bijna
zeven km die grensden aan de polder Waard-Nieuw-
land en die na de voltooiing van deze landaanwinning
slaperdijk waren geworden, vroegen de dijken bij Den
Oever en Westerland vanwege hun ligging aan diep,
open water constante aandacht.
Het naast elkaar opereren van dit dijkbestuur,
het polderbestuur en na 1846 ook nog het bestuur van
de polder Waard-Nieuwland kwam de effectiviteit niet
ten goede. Toch was er enige eenheid omdat zowel het
dijkbestuur als het bestuur van Waard-Nieuwland zelf
over te weinig expertise beschikten en beide doorgaans
de opzichter van RWS inhuurden. Van Simon Gorter
is bekend dat hij in deze functies in 1858 werd be
noemd met een verdienste van 125 gulden.18 Als enige
beroepskracht had hij een zeer belangrijke stem in het
kapittel.
In de ogen van veel Wieringers was de
Zuiderdijkagie niet erg belangrijk. Toen het dijkvak
langs Waard-Nieuwland tot slaperdijk was geworden
en niet meer aan open water lag, werd met de normale
verplichtingen veelal de hand gelicht. Zelfs de dijklas-
ten werden verlaagd en de opzichter kreeg geen
berichten door als er problemen waren. Dat leidde al in
de jaren 1850 en 1851 tot een regen van klachten. De
landeigenaren in de omgeving van deze dijk wendden
zich 11 december 1850 tot de Commissaris van de
15 NHA, tg. 355, inv.nr. 1077.
16 RAA, tg. 82.2.0.13, inv.nrs. 1 en 6.
17 De Vries (1864), 631 e.v.
18 Simon B. Gorter (Terschelling 1827-Wieringen 1917) was sinds 1858 opzich
ter op Wieringen. Zijn vader Barend Gorter was timmerman in Den Oever.
We maken dadelijk uitgebreid kennis met hem.
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS
59