Waard-Nieuwland opnieuw droog Een waarnemer vertelde daarover: "Reeds in den nacht tusschen 3 en 4 februari bereikte het water op de kusten van Wieringen de buitengewo ne hoogt van 2 el 26 duim7 boven gewone volle zee, en stroomden de meeste dijken aan de zuidzijde van het eiland, door het dijksbestuur onderhouden wordende, zoodanig over, dat dezelve niet dan met levensge vaar gepasseerd konden worden. De Westerlandsche zeedijk werd daardoor dadelijk zwaar beschadigd, en de achterliggende polder geheel onder water gezet. Des morgens te 9 uren van den 4 bezweek verder de zoogenaamde Burgerdijk, ter lengte van bijna 53 ellen, met dat gevolg, dat door het hooge binnenwater des morgens van den 5 februarij de wierriem van den Hy- politushoeverdijk, een weinig bewesten den Burgerdijk ter lengte van 22 ellen mede doorbrak, en de Hypoli- tushoeverpolder tot bijna aan het dorp ondervloeide. Deze doorbraak deed verder het dwarsdijkje tusschen den Hypolitushoever- en Stroeërpolder bezwijken, en ook laatstgemelden polder onderloopen. Nog brak in den nacht tusschen 3 en 4 februarij een gat in den Hoornerdijk, waardoor al het land, tot aan het dorp den Oever toe, werd overstroomd, en het water in som mige huizen de hoogte van 2 el bereikte. De noordelijke zeeweringen des eilands, door het rijk onderhouden wordende, werden wel hier en daar zwaar beschadigd, doch bezweken niet onder den vloed; en het is hieraan ook gedeeltelijk toe te schrij ven, dat het eiland niet van alle zijden is overstroomd, en menschen en vee voor omkomen ge[vrij]waard zijn gebleven. Zes dagen na den vloed was het ingevloeide water grootendeels ontlast, en de gevallene doorbra ken, door de ijverige pogingen der inwoners nog voor het einde der maand, wederom volkomen gedigt. Het is hierdoor dat, behalve de schade aan de dijken en de merkbare vermindering der vruchtbaarheid van som mige landen, deze vloed geene treurige sporen nagela ten heeft".8 Opvallend in dit verslag is niet alleen de laconieke be richtgeving over de ramp die het eiland trof, maar ook die typische berusting aan het eind: het had allemaal nog veel erger gekund! Maar Wieringen lag gelukkig hoog genoeg. 'We komen er vast en zeker gauw weer bovenop', zullen de eilanders hebben gedacht. Toch was het niet allemaal kommer en kwel in het zui den. Waard-Nieuwland dat al eeuwen onder water had gestaan, werd in 1846 opnieuw bedijkt. Het was niet de eerste keer dat de waardgronden ten zuiden van het eiland Wieringen op de zee werden heroverd. Al rond 1400 werd de eerste dijk gelegd die echter rond 1503 verloren ging. In 1541 werd, zoals eerder beschreven, een tweede poging ondernomen. Maar bij een zware storm in 1683 braken de slappe dijken door. Hierna liet men de situatie zoals die was. Nu, in 1846, werd een nieuwe dijk gelegd, hoog 2,75 m boven volzee, 4.615 m lang en met een kern van wier, afgedekt met een beschermende laag aarde. Het buitentalud werd later voorzien van steenzetting. De nieuwe polder was 520 ha groot. Het was dezelfde periode waarin de Waard- en Groetpolder, de Anna-Paulownapolder, de Haarlem mermeerpolder en de polder Eijerland op Texel tot stand kwamen. De hoogconjunctuur binnen veeteelt en landbouw tussen circa 1830 en 1880 - de fameuze champagnejaren voor de Noord-Hollandse boeren - stimuleerde net als in de 17e eeuw de behoefte aan meer grond. Een ware golf van bedijkingen en droog makerijen over heel Nederland was het gevolg, mede mogelijk gemaakt dankzij stoomkracht en diverse soorten pompen. Landelijk zijn er dat tot 1913 zo'n 500 geweest. Zeer spectaculair waren met name de lan daanwinningsactiviteiten in Zuiderzee, Waddenzee en Dollard.9 Meestal waren het vooral vermogende per sonen in de steden die risico's durfden te nemen. De concessionarissen van Waard-Nieuwland, C.J.L. Port- man10 en de burgemeester van Wieringen J. van Hengel kochten de gronden van Domeinen. Tijdens het werk functioneerde Pieter van der Sterr als hoofdopzichter. Hij was een zoon van de befaamde opzichter Cornelis van der Sterr die aan de Helderse Zeewering jarenlang de dienst uitmaakte.11 Wat we verder weten, hebben we van enkele ooggetuigen12 en vooral Allan, de beken de schrijver over Wieringen. In tegenstelling tot de zuidelijke dijken van het oude land lijkt de zeedijk van Waard-Nieuwland goed genoeg gesitueerd en gebouwd te zijn om zonder al teveel schade stormen te kunnen weerstaan. Ze had dan ook 100 m kweldergrond voor zich. In latere stormrapporten wordt ze nauwelijks genoemd. Om een idee te krijgen over de wijze waar op zo'n bedijking tot stand kwam, moeten we bij de buren te rade gaan: de Waard- en Groetpolder die twee jaar eerder werd drooggelegd en veel gelijkenis vertoont met Waard-Nieuwland. In het gedenkboek 100 jaar Waard en Groet 1844-1944 wordt bijvoorbeeld gesproken over het enorme aantal arbeiders dat bij de bedijking werd ingezet.13 Het ging om maar liefst 1.800 a 1.900 man. Nu werd dat aantal bij de polder Waard-Nieuwland wel niet gehaald, maar het zullen er toch meer dan 300 zijn geweest. 56 WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2017 | | pagina 58