Situatie in de Franse tijd (1795-1813) op, gedeeltelijk langs de oude dijkstoel, en verder over het oude land, in twee Regtlinische Strekkingen te maken een Inlaagdijk in den tijd van twee Jaaren en nu in dezen Jaare 1791 voltrokken tot welke ontvang en uytgaaf den Rendant door Hunne Edel Mogenden is gequalificeerd"45 En wat de Zuiderdijken betreft: zowel de Westerlander dijk als de Hoelmer- en de Hoorndijk werden inclusief de wierhoofden voor 30.000 gulden in hun oude glorie hersteld. Dat was geen overbodige luxe. Peilingen bij het hoofd van Westerland hadden uitgewezen dat het Amsteldiep daar - bij een waterstand van 7% voet (2,25 m) beneden de aardspijker46 - direct uit de kust al 6 tot 7% voet (1,8 tot 2,25 m) was uitgeslepen.47 De nieuwe noordelijke, glooiende dijken met een steenglooiing op het buitentalud en voorzien van een aantal duikersluisjes met terugslagklep voor de afwatering, werden nu tot aan de hoge gronden van Westerland uitgebreid. Met de Franse inval van januari 1795 kwam een eind aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en volgde de uitroeping van de Bataafse Republiek. Onder veel rumoer werd een eenheidsstaat gevormd, waar in de regering in Den Haag de lakens uitdeelde. Met de oude gewestelijke zelfstandigheid was het gedaan. Dat die soms noodzakelijke maatregelen in de weg stond, was bij grensoverschrijdende problemen als het rivierenbeheer eerder al duidelijk geworden.48 Ook binnen de gewesten veranderde er direct veel. De Staten maakten plaats voor de Vergadering van Provisionele Representanten van het Volk van Holland. Op 26 januari 1795 vervingen zij de twee Colleges van de Gecommitteerde Raden. De dag daarop werden commissies benoemd om de zaken van de afgeschafte colleges over te nemen. In Hoorn eiste deze zogenaam de Commissie tot de Zaaken van het Afgeschafte col lege van de Gecommitteerde Raden in Hoorn van de vroegere secretaris Hendrik van Stralen een uitvoerige inventaris van het archief.49 De functies van de Ge committeerden zijn in de loop van 1795 overgegaan op het Comité van Algemeen Welzijn, maar een enigszins afzonderlijke administratie van het Noorderkwartier in Hoorn bleef nog enkele jaren gehandhaafd. Ten gevolge van de samensmelting van Noorder- en Zui derkwartier van Holland werden reeds in 1795 stukken naar Den Haag overgebracht die in 1807 bij de instel ling van de afzonderlijke landdrostambten Amstelland en Maasland naar Noord-Holland terugkeerden. Voor iemand als de algemeen om zijn Orangistische sympathieën bekende Leendert den Berger was de nieuwe politieke situatie een bron van verdriet. Met wee moed moet hij hebben teruggedacht aan de voorbeeldi ge samenwerking met de heren Gecommitteerde Raden in Hoorn. Toch stond zijn autoriteit niet ter discussie. Na de stichting van de Bataafse Republiek bleef hij maar liefst 13 betrekkingen vervullen in de militaire en water staatkundige sfeer. Dit ondanks de rivaliteit met collega Jan Peereboom Bzn. die het na 1795 beter met het nieu we bewind kon vinden en het zelfs bracht tot Generaal Opsiener over 's Lands Zeeweeringen in het noorden van het Departement Holland. Ook Den Bergers vriend, de landelijk opererende waterstaatkundige Christiaan Brunings50, had geen moeite met de nieuwe tijd van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Maar toen Leen- dert zich in 1799 inliet met de invasie van de Engelsen en Russen gericht op het omverwerpen van de Bataafse Republiek en herstel van het gezag van de Engelsgezinde Willem, was de maat vol. Zijn tegenstanders in de municipaliteit (gemeentebestuur) van Texel zagen in hem de haat en vloek van het eiland. Leenderts zoon, wederom een Matthijs (1763-1831), was daarente gen veel meer op Bataafs-Franse hand. Hij verhuurde bijvoorbeeld zijn fraaie herenhuis annex boerderij Brakenstein op Texel aan Franse ambtenaren en schonk de somma van 30 gulden ten bate van de vrijwilligers van Napoleons leger, hoewel dwang hierbij een rol kan hebben gespeeld.51 De omwenteling van 1795 bracht voorlopig geen grote veranderingen in het beheer van de Wierin- ger dijken, de eerste jaren nog met Leendert den Berger als opziener. De rol van de hoge overheid bleef zoals ze Volgende pagina's: Wieringen met de nieuwe zeewering aan de noordzijde en andere inlaagdijken (noorden onder). J. Peereboom, 1791. NHA, Rijkswa terstaat - Kaarten voor 1850, inv.nr. NL-HlmNHA_269_1297. 36 Ibidem, inv.nr. 293, 16-10-1789. 37 NHA, tg. 135, inv.nr. 10. 38 NHA, tg. 3, inv.nr. 763, 11-12-1789. 39 Ibidem, inv.nr. 766, 28-1-1790. 40 NHA, tg. 135, inv.nr. 11. 41 NHA tg. 3, inv.nr. 207, bijlagen 21-8-1790. 42 NHA, tg. 135, inv.nr. 10. 43 NHA, tg. 3, inv.nr. 208, 18-3-1790. 44 NHA, tg. 135, inv.nr. 11, 14-5-1791. 45 NHA, tg. 3, inv.nr. 1404. 46 Tot dit merk in de palen moest de ingeklonken wierriem worden aangevuld. 47 NHA, tg. 135, inv.nr. 11, 7-1-1791. 48 Van der Meer (1939), passim. 49 NHA, tg. 3, inv.nr. 297. 50 Van Schaik (1984). 51 NHA, tg. 135, inv.nrs. 10 en 12. WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS 47

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2017 | | pagina 49