hi Onweer boven Stroe. Mens en vee zochten bij slecht weer vaak een veilig heenkomen in de kerken, die op de hoogste punten stonden. Ets en gravure door T. de Roode naar P. van Cuyck, 1778. NHA, Provinciale Atlas - Prenten en Tekeningen, inv.nr. NL-HlmNHA_359_004431_M. gulden. De versterking van de bestaande Noorderdij- ken prefereerden ze nog boven het maken van inlagen. De Gecommitteerde Raden namen het voor stel van de opziener over, wilden met de uitvoering haast maken en al in 1776 met de werkzaamheden beginnen. Gezien de krappe tijd voor grote projecten werd eerst het normale onderhoudswerk aangepakt. Als eerste project stond de zware Noorder Oeverdijk op het program, te beginnen bij het Noorderhoofd. Daarna zouden van oost naar west de Keizerpoel en de Molgerdijk, dan de Bierdijk, de Rinkewielsdijk en als laatste de Marskedijk moeten volgen. Tegelijk bepleitten zij het dijkbestuur voor het herstel van de Zuiderdijken een renteloos voorschot van 25.000 gulden te verstrekken, in 13 jaar af te beta len a 2.000 gulden per jaar. Dijkgraaf en heemraden moesten dat bedrag incasseren uit extra dijkgeld. De Staten adviseerden bij hun fiat om de opzieners uit het Noorderkwartier te laten bijstaan door deskundigen uit het Zuiderkwartier van Holland. Dat gebeurde inder daad. Op 28 februari 1778 gaven de Gecommitteerde Raden aan Leendert den Berger en zijn collega Klaas D. Kos uit Aartswoud opdracht om tezamen met Klaas Goudriaan Ariszn. uit Vreeswijk de door hen op 1 mei 1777 opgemaakte ontwerpen ter verbetering van de Noorderdijken nader te onderzoeken.26 Het betekende dat er een heel nieuwe Noorderdijk kwam niet alleen op kosten, maar ook in opdracht van het gewest. Niet langer gaf het dijkbestuur de opdrachten. Medio mei 1778 waren de deskundige opzie ners klaar met hun onderzoek en rapporteerden hun bevindingen aan de Gecommitteerde Raden.27 Die stuurden het rapport door naar de Staten, vergezeld van een voorstel om de verdere werken, nu geraamd op 50.038 gulden, op 's Lands kosten aan te vatten.28 De opzieners kregen toestemming alvast te beginnen met aardwerk en de levering van houtwaren. Het seizoen was gunstig. Ze gaven bovendien aan dat het beter was niet langer de in 1775 en 1776 bijna geheel weggesla gen wierdijken te repareren, maar ze te vervangen door 23 Gegevens ontleend aan zijn correspondentie in: NHA, tg. 135, inv.nrs. 8, 10-12; Van Schaik (1984), 36, 38 e.v.; Schoorl (1999) hoofdstuk VI passim, m.n. 337. 24 NHA, tg. 3, inv.nr. 81, bijlage 11 (10-12-1778). 25 NHA, tg. 135, inv.nr. 12. 26 Ibidem, inv.nr. 289, 28-2-1778. 27 Ibidem, 20-5-1778. 28 Ibidem, inv.nr. 721, 22-5-1778. WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS 41

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2017 | | pagina 43