L«jpc, ék De Balg met gronden en diepten (noorden linksonder). Midden boven de noordpunt van de Repelplaat. P. Muller, 1708. NHA, Rijkswa terstaat - Kaarten voor 1850, inv.nr. NL-HlmN- HA_269_1028. de toestand rond Wieringen nogmaals te onderzoe ken. We lezen daar hoe de vloed de zeegaten van Texel binnenstroomt, vervolgens: "de Balg oploopt tot omtrent de Repelplaet26, leggende aen de mont van de voorsz. Balg, doch aldaer in tweeën deelt, lopende de eene so bewesten Wieringen langs de wal tot omtrent Cliverstee [Westerklief] en d'andere het Suyderswin op en so beoosten het selve Eyland langs de wal, tot dat die den anderen omtrent Cliver stee is tegemoet comende gesamentlijk vallen Zuidoost op tot omtrent Lammertschaag [Lambertschaag in West-Friesland]" Dit zou dan de oorzaak zijn dat de kracht van de stroom "de welcke verbij den Oever en sulcx beoos- ten is gepasseert, meerder is als die van bewesten, en ook omdat het water, tegens den anderen opgestopt, nootzakelijk naar de laegte [dus naar het zuiden] moet trecken". Tot zover de vloeden vanuit het Marsdiep. Maar de achtervloeden "van de Vriese cust stoppen het water op naar Medemblik, en vervolgens [doet] de ebbe de meeste schade aen de dijcken besuyden, gelijk de vloed daar en tegen aen de dijk benoorden het Wie- ringer Eylant schade berokkent". Diezelfde maand in 1698 werd het Amsteldiep wederom uitvoerig gepeild door Wentel en zijn collega Pieter Muller. Dat gebeurde over een afstand van 522 roeden (circa 1.900 m). De belangrijkste stroom- geul bleek hier ruim dertig voet (circa 9 m) breed en maar liefst 22 voet (circa 6,5 m) diep.27 De dreigingen 30 WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2017 | | pagina 32