l~:
Het grote Statenrapport (1688)
w t-- r— -D*
-VrA ^-.J*.. AUji tfi-j.
JU frnrrf U C
F -T,-1. r--( 4*> v
Het Amsteldiep met de resultaten van peilingen van Wieringen
over de Repelplaat genomen op 16 juni 1676 door Anthonij
Voorthuysen en Dirck Abbestee (noorden rechts). Dirck Abbestee,
1676. NHA, Rijkswaterstaat - Kaarten voor 1850, inv.nr. NL-HlmN-
HA_269_0085.
14e eeuw ook was gebeurd? Men had toen deze hele
dijk rigoureus teruggenomen en rond 1335 vervangen
door een inlaagdijk op de plaats zoals wij die nu kennen.
Het idee viel in West-Friesland slecht. Het spookbeeld
bezorgde de landeigenaars slapeloze nachten. Vrucht
bare cultuurgrond opofferen? Zoiets diende toch in
deze moderne tijd te worden voorkomen! Die prijs was
letterlijk te hoog. Maar de watersnood van 1675, die
half West-Friesland onder water zette, beklemtoonde
nogmaals de urgentie van doeltreffende maatregelen.
Maar het bleef weer bij plannen, ook in latere jaren,
hoe vaak men er ook op terug kwam. De West-Friese
steden konden aandringen wat ze wilden, de bezwa
ren bleven bestaan. Daarbij kwam nog het verzet van
veel Amsterdamse kooplieden die in de voorgestel
de waterwerken alleen maar nadeel zagen voor hun
scheepvaart. De enige die daar anders over dacht was
de geniale burgemeester Johan Hudde, over wie straks
meer. En, zo vroeg menigeen zich af, waar moest men
heen met de vele arbeiders en waar moesten die mas
sa's steen, rijs en wier worden opgeslagen? En vooral,
waren de consequenties van een dergelijke dam wel te
overzien? Zou de toenemende kracht van de verande
rende zeestromingen bij Wieringen niet nog grotere
gevaren opleveren voor de nabij gelegen delen van de
West-Friese Omringdijk die onbeschermd bleven?
Na een zware storm in 1682 werd de situatie op Wie-
ringen nogmaals als geruïneerd betiteld. Bij de storm
vloed van 18 februari 1683 braken de sterk verzwakte
dijken van de 16e-eeuwse polder Nieuwland. En in
maart 1688 werd de vrees uitgesproken dat het hele
Noorderkwartier door de verhoging en versterking
van het water van de Zuiderzee tot een bare Zee
soude kunnen worden gebracht". Ook "ter conservatie
van de Eylandt Wieringen" dienden zo spoedig mo
gelijk maatregelen te worden genomen.13 Plannen om
de dijken van polder Nieuwland te herstellen werden
voorlopig uitgesteld.14
De Staten, hoogstwaarschijnlijk mede aan
gezet door burgemeester Johan Hudde, besloten toen
actiever dan in het verleden in te grijpen en een com
missie uit hun midden samen te stellen die opdracht
kreeg om uitvoerige inspecties te verrichten naar de
toestand van de dijken van Huisduinen, Texel, Vlie
land, Terschelling en Wieringen. Bovendien moest de
commissie de zeegaten, stranden en stromingen om
het hele Noorderkwartier in ogenschouw nemen. Men
wilde namelijk weten waar die maar steeds toenemen
de watertoevoer zijn oorsprong vond. Directe aanlei
ding was de constatering dat er belangrijke wijzigingen
in het stroomverloop van de zeegaten plaatsvonden,
het Marsdiep voorop. De commissie diende daarom te
onderzoeken "hoedanich den overvloet van het sware
zeewater best ende sooveel mogelick soude connen
werden belet".15
Een el&oppige deputatie ging op 23 mei 1688
bij Den Oever aan wal. Een vooronderzoek was reeds
in maart verricht door in dijkzaken ervaren lieden als
landmeters, tekenaars, schippers en loodsen. Met de
bevindingen in hun bagage bezochten de Statenleden
het hele gebied. Voor Wieringen had men twee dagen
uitgetrokken. Een inspectie bij Den Helder was zojuist
13 NHA, tg. 3, inv.nr. 607, 16-3-1688.
14 Uitstel werd afstel. Tot 1846!
15 Inspecties waren vaker verricht, maar deze overtrof de voorgaande. NHA, tg.
3, inv.nr. 10, 3-6-1688.
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS
25