Sjr !»S A3, i •A*~AyA 332. J, MytSft**/* tSfUtj As trtkrAti/jiHf if Ji ft, Jit At r*t*- 6/jui*t,/ -*{, f,AX A* fr.ctAyk] A/" tfdtf tt'r'm. fry* ft Art /(W .V J'.' ft, ft An ft it fift ipt'/» l"r*rSi'1"Jt/ftr At A~t„ 3^ft .ftiffdifL •A30 tf&ftifAslt SfiJ/ft tJ>'£X At At o ft/jfyt (fJ{.H. Jt A* i*> if\'/3l A* ti/ft H'.tfAy-4.. fret fjff 2fyf ttt ff*v. 12 yf tnJiff'2*yf ft! A+trff-tlf/i .'lift SbfffJ*. (Kc •^'tA"lt ft'u*Ay 4 if /tfftn Ay fa/ie— f j iTft-f- ffjrAl f.il-t- Ay A ffifrhtit/ClutA MAm t fur* r> /i' j.yfAstir/ /ftiuA JftJ/tArHt AytiZ*t* «/- ^Wwi.wA- /f-Z'r ft+f/Lf A<*f- A'" A ivifrf ,',4" tfyf'A niti Ire» tf/w r-W UfVnu'lV tntjJr ItAf/y.t f Xjf Atir/ft Irtvii*. fiWiAy.é jftf'f' fsttd"- ftr-fiCis)/*. if.«jt**A^Aa*r ,/ir. f/yt J' ftrttAyi if As fff" At iy*ifs tu ytifrtyJ/Axt /ih-rirw-»"V .'rtr1 .'i- 2/e ft -cy" ■■•'- Jj/ ffiftJ/'fAttAK-- A* Aff/i"1 tt.rt-J/, /*/U >fi A"ïyvtr frttdt ••<rnh ty> Ati*. Atm/fiJ.-m A*f "iff/ ft tVtrA'tt - /ti'is/*"- ftitrtr- Jt-f/yi/ y*t*y ihf~ Plan voor het aanleggen van een nieuwe wierdijk tegen de oude aarden dijk van de West-Friese Omringdijk van de Vier Noorder Koggen op de plekken waar de oude wierdijk gevaar liep voorwaarts in zee te storten. Anoniem, 1732. NHA, Kennemerland, inv.nr. NL-HlmNHA_51000198. dijken, aan de zeekant voorzien van een soms vijf a zes m hoge stevige muur of wierriem van metersdik wit uitgeslagen wier, rustend op rietmatten en op zijn plaats gehouden door dubbele rijen flinke houten palen - de zogenaamde krebbingen - en goed vastge sjord.29 Die, zoals Allan het noemde, "het voorkomen [hadden] van krijtbergruggen". Dit is dan het klassieke type wierdijk met zijn steile wierriem, vaak aan de zee kant nog voorzien van een rij in de zeebodem geslagen palen als extra scherm. Toch waren het ook op Wierin- gen in al hun bescheiden voorkomen, echte wierdijken met echte wierriemen. Zo was ook de Zuiderdijkagie, de huidige Wierdijk - de enige echte van wier opgebouwde dijk die nog rest in Nederland - ooit aldus opgebouwd uit zeegras; tussen 1594 en 1627 versterkt met een wier riem, in de 18e eeuw voorzien van een (bescheiden) stenen glooiing en weer later 'ingepakt' in een aarden glooiing.30 Resten van de wierriem zijn nog steeds aanwezig. 26 De naam hangt samen met 'wir' hoogte. Vgl. de Groninger aanduiding 'wierde' voor terp. 27 NHA, tg. 3, inv.nr. 1403. 28 De Hullu, Verhoeven (1920), 301; meer over Vierlingh: Lambooij (1987), 97 99. 29 Bartels (2016) 'Bolwerk, 134 e.v; Bakker (2012), 281 e.v.; Schilstra (1974), 60. 30 Danner (1993), 442-443. WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS 19

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2017 | | pagina 21