stond centraal in de middeleeuwse structuur, was even eens sociaal centrum, middelpunt van rechtspleging en belastingheffing, kortom de kerk vormde de spil van het sociaal-maatschappelijk leven.13 De kerk van Oosterland, nog met het in 1839 gesloopte koor. Tekening in gemengde techniek door H. Tavernier, 1790. NHA, Provinciale Atlas - Prenten en Tekeningen, inv.nr. NL-HlmNHA_359_004405_K. En dorpelingen zullen op eigen gelegenheid dan wel op instigatie van de bisschop hun laaggele gen landerijen met kaden hebben beschermd toen de vloedstromen hun akkers al te dicht naderden. Dit moet in de lager gelegen Wieringermeer al rond 1100 zijn geweest, zoals archeologen hebben aangetoond.14 Of de iets hoger gelegen Wieringer kooglanden in diezelfde jaren dijkjes hebben gehad is niet waarschijn lijk. Het ligt meer voor de hand te veronderstellen dat de Wieringer dijkjes van rond 1200 dateren en niet rond 1000, 1456 of 1600, zoals we soms lezen. Het was immers in die periode dat de getijstromingen via Marsdiep en Texelstroom verbinding kregen met het Vlie met al zijn consequenties. Grote oppervlakten veen zijn toen opgeruimd. Doordat het zich uitbreidende Marsdiep in deze jaren betere mogelijkheden voor de scheepvaart bood dan het Vlie, volgden schippers meer en meer de nieuwe route richting Noordzee. Kampen, toenter tijd de belangrijkste handelsstad in de verre omtrek, verzorgde in het Marsdiep eeuwenlang de bebakening voor hun koggeschepen. En dit zou zo blijven totdat Amsterdam die rol in de 15e eeuw overnam. Hoe de Wieringer dijkjes er in deze eerste jaren hebben uitgezien is moeilijk te zeggen. Wel is het aannemelijk dat ze waren opgebouwd met gras zoden of klei, lage kaden van hooguit één meter, in het gunstigste geval ingegraven in de overal aanwe zige ondoordringbare keileemlagen.15 Dijken werden zoveel mogelijk op enige afstand van de zee aangelegd en dat was op Wieringen met zijn vele voorland vrij eenvoudig. Bij zoveel voorland lopen de golven uit 6 Rappol e.a. (1991) passim 7 Van der Meer (1939), 76. 8 Allan (1855), 25. 9 Noomen (1999), 9, 10; Blok (1979), 73. Koningsgoederen bevonden zich voor al langs waterwegen, de enige verbindingswegen in die tijd. Zie verder Bremer (1979), 28-41. 10 Besteman (1979); ook: Klein Hamming (2009) en Van der Haven (2009). Tevens informatie Rijksmuseum van Oudheden, Leiden. 11 Over deze kerken vooral Den Hartog (2002), passim. 12 Aldus de goederenlijst van de Utrechtse Dom uit de 10e eeuw. Volgens Noomen moet deze lijst de situatie van ongeveer 860 weergeven, dat wil zeggen van vóór de invallen van de Vikingen. Noomen (1999), 9. Opmerking. De vraag is hoe ver dit 'Stroe' zich uitstrekte? Maar zelfs als het aantal van 72 hoeven overtrokken is, verandert dat weinig aan de geconstateerde welvaart. 13 Vgl. De Lange en Mol (2016), 9. 14 Leek (2016), passim. 15 Vooral Bartels (2016), 'Ouderdom'. 13 WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2017 | | pagina 15