DIJKGESCHIEDENIS TOT 1600
Wieringen wordt een eiland1
Bewoning en eerste "dijckagien"4
Dit boeiende Wieringen, in onze herinneringen een
typisch eiland met een bevolking die dit eilandgevoel
nog steeds koestert, heeft eeuwenlang deel uitge
maakt van een aaneengesloten veenmoeras achter een
brede strandwal dat het grootste deel van het huidige
Nederland omvatte. Dat het een eiland is geworden,
is voornamelijk de invloed geweest van het Marsdiep,
van oorsprong slechts een veenriviertje. Maar toen
de lange strandwal tussen Kaap Gris Nez in Frankrijk
en Kaap Skagen in Denemarken door het stijgen van
de zeespiegel op een dertigtal plaatsen werd door
broken, bereikte de Noordzee ook het achterland. De
permanente eb- en vloedbewegingen maakten van
het bescheiden stroompje in de loop van de eeuwen
een enorm zeegat dat in de 18e eeuw zijn huidige
omvang zou krijgen. Men veronderstelt wel dat de
beruchte stormvloeden van de 12® en 13® eeuw en in
het bijzonder de Allerheiligenvloed van 1 november
1170 het Marsdiep zo ver hebben uitgebreid, dat het
Noordzeewater landinwaarts hele oppervlaktes veen
kon aantasten en zelfs opruimen. Daardoor kwamen
de stuwwallen van Wieringen gescheiden te liggen van
die op Texel.2 In dijktermen gesproken: rond Wierin
gen verdween veel voorland of buitenland in wat wij nu
kennen als de westelijke Waddenzee.3
Het was een geleidelijk, maar consequent
voortschrijdend proces van eeuwen. Nog in de eerste
helft van de 16® eeuw bevonden zich zuidelijk van
de hoge Wieringer gronden hele stukken veenweide-
of hooiland, waarvan iedereen gebruik kon maken
gemeen land). Hier was kennelijk nog het oorspron
kelijke veenpakket aanwezig, al was dat reeds ruim
doorsneden met kreken en bedekt met klei-afzettingen.
Een fraai bewijs hiervoor zijn de tekeningen die het
Nieuwlander octrooi van 1541 vergezellen, waarover
straks meer. En ten zuiden van dat andere wadden
eiland Vlieland bevonden zich op dat moment nog
enorme waarden, veenachtige gronden die op de kaart
van Christiaan Sgrooten uit circa 1570 duidelijk her
kenbaar zijn. Ook tegenwoordig nog is de Waddenzee
daar zeer ondiep. Het proces was echter onomkeerbaar
en had grote consequenties voor de druk op vooral de
lager gelegen kusten van Wieringen. De zee volgde het
patroon van sloten en greppels, volgde als het ware de
vroege veenontginningen. Wieringen bleek een waar
bastion, een baken te midden van grotendeels moeras
sige gebieden, met een beschermende uitstraling naar
de Anna-Paulownagronden en de West-Friese kust.
Tegelijk hield het eiland door de aanwezigheid van
zijn ondoordringbare keileemgronden een deel van de
Zuiderzee op diepte.
De in 1996 bij Westerklief gevonden Vikingschat.
Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden.
Wieringen was waarschijnlijk al vroeg bewoond. Dui
delijke bewijzen zijn daar niet zozeer voor gevonden, al
lijkt een relatie met de Wieringermeer voor de hand te
liggen. In Waard-Nieuwland en vooral op de oeverwal-
len van de getijgeulen in de Wieringermeer zijn diverse
bewoningsresten uit het Neolithicum en de Bronstijd
aangetroffen, waaronder stenen bijlen. Op grond van
gevonden aardewerk acht men het tegenwoordig mo
gelijk dat Wieringen vanaf de 7® eeuw blijvend, maar
evenals Texel mogelijk veel eerder bewoond is geweest.
En vanaf de late 11® eeuw vonden waarschijnlijk vanuit
de hoge Wieringer gronden (kleinschalige) ontginnin
gen plaats in de zuidelijk gelegen veenmoerassen.5
1 Schoorl (1973), passim; Westenberg (1961),passim.
2 Buisman I (1995), 361; Bremer (2010).
3 Vóór de aanleg van de Afsluitdijk gold de aanduiding Zuiderzee grofweg voor
de hele binnenzee van Terschelling tot Harderwijk. Wij passen ons hier aan
bij het huidige spraakgebruik.
4 Bartels (2016), 'Bolwerk'.
5 Leek (2016) 23. Het hier gevonden vroeg 13®-eeuws Pingsdorf aardewerk
(onder meer een tuitpot) blijkt a&omstig van het handelscentrum Deventer.
Over de situatie op Texel, bestuurlijke facetten, buren etc.: Van der Pijl (1992),
hfdst. 1.
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS
11