|r
diegroep van de particuliere natuurbescherming had
ook een werkgroep van de Stichting Natuur en Milieu
zitting met C. Swennen van het NIOZ, Th. Mulder, be
kend beeldhouwer uit Hippolytushoef, en professor C.
den Hartog, bioloog uit Nijmegen. Vijf ingenieurs van
RWS voerden het woord op twee voorlichtingsavonden
in begin mei 1977. Op deze bijeenkomsten in hotel
Wiron in Den Oever en in de grote zaal van Concordia
op Hippolytushoef kwamen respectievelijk 50 en 100
deelnemers af. Het forum werd geleid door burgemees
ter L. Stam. De wanden van de zalen hingen vol met
grote kaarten van de geplande werken. De ingenieurs
hielden gedegen inleidingen over de gecompliceerde
berekeningen bij het vaststellen van de nieuwe dijk-
hoogten, de keuze van het dijkprofiel, het behoud van
het landschap en tenslotte over de wijze waarop de
uitvoering zou plaats vinden. Het verslag in de Wie-
ringermeerbode besloeg vier dichtbedrukte kolommen
op de voorpagina.10 Vooral verbaasden de aanwezigen
De oude kleiput bij Vatrop is thans een waardevol buitendijks natuurgebied. Foto Chris Schaatsbergen, augustus 2017.
zich over de enorme breedte van de nieuwe dijk aan
de voet, het feit dat de kruin van de nieuwe dijk zo
veel verder in zee lag dan die van de bestaande dijk en
de enorme hoeveelheid benodigd zand (drie miljoen
kuub) dat uit de Wierbalg, het Malzwin en de Bollen
bij Texel moest worden opgezogen.
Ook naar particuliere bezwaren werd geluis
terd. Een groep bewoners uit Oosterland en Vatrop
had bezwaar tegen het door RWS gekozen tracé van
de nieuwe Molgerdijk en Bierdijk.11 Woordvoerder van
de groep was M. Schouwenaar uit Den Oever. Men
kreeg gehoor bij RWS. De dijk zou wat verder zee
waarts bij het voormalige kleidepot komen te liggen.
Bij het MUZ-park (Oosterland), indertijd aangelegd als
hoofdvestiging voor de medewerkers van de Maat
schappij tot Uitvoering der Zuiderzeewerken, werd de
dijk voorzien van een flauwere helling waardoor de
golfoploop verminderde. En het tracé van de dijk bij
Vatrop werd iets naar het westen opgeschoven.
106
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS