De bestaande wierriem aan de zuidzijde mocht geen
wijziging ondergaan. Enige reserve werd aangehouden
voor de Hippolytushoeverdijk. Die was namelijk te be
langrijk als binnendijk. De afgraving leverde 7.000 m3
grond op voor de omwonenden. Maar die hadden veel
meer nodig: 300.000 m3, aldus hun commentaar. De
hoofdingenieur van PWS was van mening dat er wel
wat meer grond dan de 7.000 a 7.500 m3 aan de dijk
kon worden onttrokken indien men bijvoorbeeld het
profiel aan de zuidzijde aanpaste. In 1949 volgden zo
afgravingen over de hele lengte van de Zuiderdijkage.
Luchtfoto van de zuid
kant van Wieringen
en de nog gedeelte
lijk blank staande
Wieringermeer,
najaar 1945 (noorden
onder). Linksonder
Waard-Nieuwland en
recht de Wieringer-
meer in de Klieverweg.
NHA, Provinciale
Atlas - Foto's, inv.
nr. NL-HlmN-
HA_559_003330.
Op 28 juni 1950 viel het besluit om de steen
bezetting van de Wierdijk te verwijderen tot een peil
iets onder NAP. Ook de betonband op het buitenbe
loop werd gesloopt. En de afgraving werd voortgezet
totdat de dijk het aanzien kreeg zoals wij tegenwoor-
dig kennen: een fraaie, lichtglooiende verhoging in
het landschap, een genoegen om te beleven, maar
zonder enige betekenis als waterkering. Van de oude
Zuiderdijkage bleef alleen de Westerlanderdijk langs
het Amstelmeer waterkerend alsmede delen van de
Oeverdijk annex Omgelegde Stonteldijk, waarvan de
onderhoudsverplichting sinds de Zuiderzeewerken
grotendeels in handen was gekomen van het Rijk.
41 RAA, tg. 71.1.1.002, inv.nrs. 3 en 11. Over de geologie van de polder in relatie
tot Wieringen: Reh, Steenbergen, Aten (2005), 224-225.
42 RAA, tg. 82.2.013, inv.nr. 13.
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS
101