§2?öuwi t-Aj \cu êckss g©s
CO mr\
De Zuiderdijken en de Wieringermeerpolder41
De Wieringermeerpolder betekende het einde van
de waterkerende functie van het grootste deel van de
Zuiderdijkage. In 1922 gaf het heemraadschap 9.170
gulden uit aan het onderhoud van deze dijken. Maar
in 1927 - het jaar waarin de inpoldering van start
ging - nog slechts 1.583 gulden. Ze zouden immers
dadelijk geen zeedijk meer zijn. Toch wilden dijkgraaf
en heemraden voorlopig niets weten van doorgraving
van de oude slaperdijk tussen het eiland en de polder
Waard-Nieuwland, zoals de aanpalende grondeige
naren zo graag wilden. De oude dijk was volgens het
bestuur nog nodig als tweede waterkering achter de
zeedijk van de Wieringermeerpolder. Zij leken gelijk
te krijgen van de Provincie die in 1926 nog uitermate
content bleek over de normale onderhoudsverplichting
aan de Zuiderdijken. Ondertussen werd in 1935 nog
maar 131 gulden aan het gewoon onderhoud uitgege
ven, waarvan 100 gulden voor de aanschaf van een fiets
voor opzichter O.J. Bosker. Uiteindelijk verdween de
post 'dijken en kaden' helemaal.
Dat laatste hing ongetwijfeld ook samen met
de herziening van de provinciale dijkverordening
per 28 september 1932.42 Hierbij nam de Provincie
"de kunstwerken in 40 zeedijken, IJsselmeerdijken,
binnendijken en van niet bij het Rijk, Provincie of een
waterschap in onderhoud zijnde dijksgedeelten
daaronder ook de dijken, welke het voormalige eiland
Wieringen aan de West-, Zuid- en Oostzijde begren
zen" in beheer en onderhoud over. Sluizen, duikers en
dergelijke, die voor een deel nog in particuliere handen
waren, vielen dus voortaan onder de provinciale zorg.
Het was een maatregel ingegeven door de ernstige eco
nomische crisis waardoor veel onderhoudsplichtigen
het geld niet meer hadden om hun sluisje et cetera in
goede staat te houden. Het onderhoud van alle Wierin-
ger binnendijken bleef onder verantwoordelijkheid van
het heemraadschap.
Een gedeeltelijke aforaak echter van de 'Wier-
dijk' leek aanstaande. In 1940 verzocht het heemraad
schap aan de Provincie permissie de glooiing langs
de zuidzijde van Wieringen geheel of gedeeltelijk te
mogen verwijderen om het vrijkomende steenmateri
aal te kunnen gebruiken bij de aanleg van wegen in het
kader van de aanstaande ruilverkaveling. De beslissing
kwam overigens pas na acht jaar. Met de ruilverkave
ling zelf ging het in de oorlogsjaren ook niet erg vlot.
Toch blijken in 1942 nog 38 arbeiders aan de diverse
projecten te werken. Echt werk? Of zogenaamd, om
aan de Arbeitseinsatz in Duitsland te ontkomen?
Maar wat te doen als door oorlogshandelin
gen de polders ten zuiden van het oude eiland blank
kwamen te staan? Op 24 december 1942 informeerde
PWS hoe hoog de voormalige zeewerende Wierdijk
l K2Y ÏUSÜ. M ikiAmm
Op 2 februari 1963 nam het Heemraadschap Wieringen een eigen
pand in Hippolytushoef in gebruik. Bij de opening werd deze door
Hildo Krop ontworpen bronzen plaquette onthuld ter nagedachte
nis aan opzichter en secretaris-penningmeester Okko Bosker Jr. De
plaquette is nu in familiebezit. RAA, tg. 82.02.13, inv.nr. 35.
tussen het oude land en Waard-Nieuwland moest zijn
om het water bij een onverhoopte overstroming van
deze polder te kunnen keren. Maatgevend was natuur
lijk het laagste punt waartoe de dijk plaatselijk was
afgegraven voor verbetering van uitzicht, het verflau
wen van opritten en dergelijke. De bezorgdheid bleek
overbodig. Weliswaar werd de voormalige zeedijk van
Waard-Nieuwland waterkerend nadat in april 1945
door de bezetter de Wieringermeerpolder onder water
was gezet. Maar de oude dijken van Wieringen zelf
kregen geen last.
Na de oorlog ging de aforaak van de Wier-
dijk verder. In 1948 kreeg agrariër J.N. Mulder van het
heemraadschap toestemming een oprit door de oude
dijk te maken als toegang tot zijn landerijen. Aan het
eind van datzelfde jaar besloot de Provincie een deel
van de Stroeërdijk, de Hoorndijk en de Hippolytushoe-
verdijk af te graven. Er was namelijk in het kader van
de ruilverkaveling extra grond nodig voor verbetering
van de landerijen. Voorwaarde was wel dat de bewuste
dijken niet lager mochten worden dan 1,25 m NAP.
100
WIERINGER DIJKGESCHIEDENIS