Tabel 2. Landmeters ingeschakeld bij de verkaveling van de Purmer, jan/feb. 1622, en hun loon (afgerond op hele guldens). Landmeter loon Simon Willemsz. Boonacker (Edam) 30 Nicolaas Hubertsz. Bonifacius (Naarden) 106 Adriaan Andriesz. de Bruin (Leiden) 76 Jan Pietersz. Dou (Leiden) 110 Gerrit Dirksz. en Dirk Gerritsz. Langedijk (Alkmaar) 178 Reijer Cornelisz. Schout (Warmenhuizen) 87 Lucas Jansz. Sinck (Amsterdam) 31 Totaal 618 Bron: WA, AWP, inv.nr. 254, pp. 284-286; Wieringa (1994), 65, 95 (noot 22). af te meten tot twee middenwegen door de lengte van de Purmer. Bovendien kregen Edam, Monnickendam en Purmerend ieder een weg die aansloot op de mid denwegen. Voor het uitzetten van deze infrastructuur en het afoakenen van de kavels werd weer een team landmeters ingehuurd. Afgaande op het kasboek van de Purmer waren hierbij acht landmeters betrokken, waaronder Dou en zijn Leidse collega De Bruin (zie tabel 2).21 Zij werden allen op 1 maart 1622 betaald. Vaste kracht Boonacker werkte natuurlijk ook mee, hij ontving op dezelfde datum 30 gulden voor buitenge wone verrichtingen in verband met dit werk.22 In juni 1622 vond een onderzoek van de kwaliteit van de grond plaats. De verloting van de kavels onder de investeerders geschiedde op 12 augustus 1622 te Edam.23 De Purmer was nog niet droog toen de plan nen voor het volgende project, de Wijde Wormer, con crete vorm aannamen. Nu was het de stad Purmerend die in maart 1624 het octrooi verkreeg. Het geld voor het project kwam echter voor een belangrijk deel uit Den Haag.24 Reeds in april 1623 besloten de regenten van Purmerend de Wijde Wormer met omstreken door een landmeter te laten karteren. Hiervoor werden Ger- rit Dirksz. Langedijk en zijn zoon Dirk Gerritsz. aan getrokken. Op 1 juli 1623 boden zij een grote en kleine kaart van de Wijde en Enge Wormer aan.25 Nadat in maart 1624 het octrooi was afgekomen, kon het werk echt beginnen. Op 3 juni besloot het dagelijks bestuur van dijkgraaf en heemraden om de hoofdingelanden uit te nodigen voor de aanbesteding van de ringdijk en ringvaart en ter bespreking van de bestekken van de molens. Gerrit Dirksz. Langedijk was eind december /jflvLu J t Gftrit Revv - m I**'Ktrrffl** SF JdrWH tyy r -r._.j7K.w LUrwrrfa-'-' r Aft. 7. Het vignet op de door Covens en Mortier uitgegeven kaart van de drooggemaakte Purmer. 18 De Lage (Kil)polder was een extra diep gedeelte van de Middenpolder en had een eigen bemaling met twee molens. Zie Aten, 'Wind, stoom' (2012), 35, 44. 19 WA, APB, inv.nr. 25, fol. 145r.-147r., 165v., 169r.; inv.nr. 26, fol. 3r. Dou ver diende met dit werk 227 gulden in 1615, 405 gulden in 1616 en 282 gulden in 1617, zie WA, APB, inv.nr. 715, p. 126; inv.nr. 399, fol. 74v., 78v.; inv.nr. 400, fol. 84v., 86v. 20 Wieringa (1994), 63; Van Zwet (2009), 414-419; WA, archief waterschap Purmer (AWP), inv.nr.254, pp. 25, 64, 91, 123, 133, 139, 160, 185, 202, 236; inv. nr. 293, fol. 259v.-277r.; inv.nr. 294, fol. 355r.; inv.nr. 295, fol. 180r., 189r. 21 Verburgt noemt in zijn artikel over Dou dat hij begin 1621 in de Purmer aan de slag was en dat dit te maken had met het feit dat de grond hem in Leiden als remonstrant te heet onder de voeten werd. Hier is dus van een vergissing sprake. Dou was niet in 1621, maar in jan. 1620 en de eerste maanden van 1622 in de Purmer actief Zie Verburgt (1933-1934), 37-38, vgl. Westra (1994), 39. 22 WA, AWP, inv.nr. 6, fol. 38r., 39v.; inv.nr. 254, pp. 284-286. 23 Ibidem, fol. 49v., 50v.; Octroy Purmer (1683), kavelcondities art. XXVIII-XXXI. 24 Van Zwet (2009), 414-419. 25 WA, AWW, inv.nr. 32A; Wieringa (1994), 65-66. DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680 93

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2016 | | pagina 94