y Aft. 5. Kaart van een gedeelte van Arenberger- kavel 46 te Oostbeemster. Noorden rechtsboven. Een gedeelte is van het kavel afgezonderd met een brug over de sloot naar het plein, mogelijk in verband met de bouw van een boerderij. Toegeschreven aan Jan Pietersz. Dou, circa 1630. Manuscript op perkament, 32 x 43 cm. Leiden University Library, COLLBN Port 30 N 60. met de namen van de wegen, de nummers van de mo lens en andere aanduidingen.13 Op 18 juli 1612 was de complete verkaveling in de polder uitgezet. Die dag werd besloten dat de landmeters elkaars werk moesten controleren en als het in orde was, samen aftekenen. De ingelanden dien den hiermee genoegen te nemen. Alleen als naderhand bleek dat zij meer dan 40 roeden (568 m2) tekort of teveel hadden, kwamen zij in aanmerking voor een vergoeding of werd er een bijbetaling verwacht. Op 30 juli vond ten slotte in de grote zaal van het slot Purmesteijn te Purmerend de verloting van de ka vels onder de investeerders plaats. Landmeter Sinck verrichtte de trekking. Hij combineerde briefjes uit een korf met kavels en een korf met namen van de partici panten. Er lag toen ook een gedrukte kaart voor iedere kersverse ingeland gereed waarop hij kon zien waar de hem toegevallen kavels precies gesitueerd waren.14 Afgaande op de rekening over 1613 was Dou ook dat jaar nog actief (zie tabel 1). Het kan echter ook gaan om een nabetaling wegens zijn werk in 1612. De droogmaking en de inrichting van het nieuwe land waren nu voltooid en voor landmeters viel er niet veel meer te doen. Alleen Bas verdiende in 1613 nog een aardige boterham in de polder (zie tabel 1). Toch was het nog niet met de inzet van Dou gedaan. Hij keerde in 1615 terug in de Beemster. Dit had te maken met het aanhoudende gemor over te kleine kavels, ondanks de controle van het werk door de landmeters onder elkaar. In de kavelcondities of -voorwaarden was voor klachten op dit gebied een termijn van een jaar ge- steld.15 Deze werd echter steeds verlengd. Om eindelijk een punt achter de kwestie te kunnen zetten, besloten de hoofdingelanden eind april 1615 de kavels in grote delen van de Beemster te laten hermeten. En hoewel zij tijdens dezelfde vergadering Marten van den Enden als vaste polderlandmeter aanstelden, werd voor deze klus Dou uitgenodigd.16 Waarom wordt niet gemeld, maar mogelijk zocht het polderbestuur voor deze delicate opdracht een gerenommeerde landmeter van buiten de streek aan om voorgoed een einde aan het gezeur over ondermaatse kavels te maken. De Bovenpolder, een van de drie onderpolders of afdelingen waarin de Beemster was verdeeld, moest als eerste hermeten worden. In augustus 1615 vond er in Purmerend overleg tussen dijkgraaf De Coene en Dou plaats. Na enige onder handelingen werd met hem een vergoeding van twee gulden en vijf stuivers voor het meten van een kavel van 20 morgen (18 ha) afgesproken ofwel twee stuivers en vier penningen per morgen. Hier bovenop bedong Dou voor al zijn diensten een eerbewijs van een zilveren schael oft vergulden copken".17 Hier stond te genover dat hij geen reis- of andere kosten in rekening 13 Ibidem, inv.nr. 1, p. 129; inv.nr. 25, fol. 80v.; inv.nr. 397, fol. 738v., 739r, 745v., 747v., 758v. Vgl. Aten, 'Water tot werelderfgoed' (2012), 24 en Wieringa (1994), 62. 14 Ibidem, inv.nr. 25, fol. 80r.; Aten, 'Water tot werelderfgoed' (2012), 26. 15 Extract octroy Beemster (1696), art. XXXIV. 16 WA, APB, inv.nr. 25, fol. 134v. 17 Ibidem, fol. 147r. DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680 91

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2016 | | pagina 92