LEVEN EN WERK VAN DRIE GENERATIES DOU Inleiding Joke Manshanden Landmeetkunde is het domein van de landmeters. Maar wat betekent het nu precies? Volgens het WNT is landmeetkunde "een land, terrein, ook watervlakten, van meer of minder uitgestrektheid opmeten, in kaart brengen en de oppervlakte er van berekenen". Landmeters waren al actief in het oude Egypte en het Romeinse Rijk. Oorspronkelijk hield de land meter zich voornamelijk bezig met het meten van de grondoppervlakte. Het grondbezit werd opgetekend in registers en de meetgegevens werden vastgelegd in een landmetersboek. Deze grondboekhouding vormde de basis voor het heffen van belastingen. Pas in de loop van de 16e eeuw ging de landmeter ook kaarten maken. Alvorens de landmeter zijn taak mocht uit oefenen werd hij door of namens de landsheer beë digd, die sprak dan over 'onze gezworen landmeter'. Steden en waterschappen waren belangrijke werkge vers en opdrachtgevers voor landmeters. De oudste registratie in het archief van het hoogheemraadschap van Rijnland van een beëdiging die de landmeter nodig had om in het beheersgebied te mogen werken dateert uit het jaar 1453.1 Een benoeming tot land meter hield in dat men een vaste werkgever en opdrachtgever had. De inkomsten waren echter afcan- kelijk van de opdrachten en dus onregelmatig. Later werd naast de betalingen voor de opdrachten ook wel een klein vast inkomen betaald. Een van de invloedrijkste Nederlandse landmeters was Jan Pietersz. Dou (1573-1635). Zijn publicaties over landmeetkunde en wiskunde zijn van grote betekenis geweest. Dou's werkgebied lag bin nen de grenzen van Rijnland, hij werkte voor de stad Leiden en het hoogheemraadschap van Rijnland, maar regelmatig werd hij gevraagd voor werkzaamheden elders: Noord-Holland, Delfland, Schieland, Zeeland, Brabant en andere streken. Er zijn meer dan 1.150 kaarten van hem bewaard gebleven. Zijn zoon Johannes Dou (1615-1682), ook bekend als Jan Jansz. Dou, volgde als twintigjarige zijn vader op als landmeter van Rijnland. Ook hij was een begaafde landmeter en kaartenmaker die een groot aantal fraaie kaarten vervaardigde, voornamelijk voor het hoogheemraadschap van Rijnland en de stad Leiden, maar ook voor een groot aantal andere opdrachtgevers. De laatste besproken telg uit deze getalen teerde familie, kleinzoon Johannes Dou junior (1642 1690), werd in 1665 naast zijn vader aangesteld als landmeter van Rijnland. Hij functioneerde als assistent van zijn vader tussen 1665 en 1669, daarna werd hij opziener van Rijnland, een soort districtsopzichter, te Spaarndam. Jan Pietersz. Dou2 Jan Pieterszoon Dou werd in 1573 in Leiden gebo ren. Zijn ouders waren de kuiper Pieter Arentsz. (of Adriaensz.) Dou en Diewertgen Harmansdochter. Volgens het register van de Leidse volkstelling van 1581 woonde het gezin met zeven kinderen op de Oude Rijn, in de nabijheid van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Over de schooltijd van Jan Pietersz. Dou zijn geen exacte gegevens bekend. Uit persoonlijke aante keningen blijkt dat hij in zijn jeugd veel belangstelling had voor de wetenschap. In 1590 mocht hij de landme ter Pieter Bruyns assisteren bij het opmeten van enige landerijen in Rijnland, gelegen bij het IJ en het Haar lemmermeer. Hiervan vervaardigde hij ook kaarten. Zijn belangstelling voor de reken- en landmeetkunde was gewekt. Hij begon ijverig te studeren om zich opnieuw te bekwamen in de cijferkunst en ook in de geometrie of meetkunde, omdat hij naar eigen zeg gen vond dat hij op achtjarige leeftijd beter schrijven, lezen en rekenen kon dan nu hij 17 was. Hij studeerde met grote ernst en volharding en ontwierp een eigen studiecahier, waarin hij allerlei probleemstellingen neerzette en daar vervolgens oplossingen voor bedacht. Hij hoopte daarmee het verstand te "verscharpen ende in de getallen te oeffenen". In 1594 leerde hij Symon Fransz. van der Merwen kennen. Van der Merwen, die in 1600 benoemd zou worden tot docent aan de op initiatief van prins Maurits opgerichte ingenieursschool van de Leidse universiteit, een school voor landmeters en ingenieurs, fungeerde in de jaren na 1594 als Dou's privéleermees- ter. Dou breidde zijn kennis verder uit door studie in de in het Frans uitgegeven boeken van Euclides. In 1597 diende hij bij het Hof van Holland een verzoek in tot erkenning als landmeter. Hij overlegde hierbij schriftelijke verklaringen van vier gezworen landme ters van Rijnland: Symon Aerntsz. van Bruyningen, 1 Fockema Andreae (1932), 644. Voor de registratie, zie HHR, OAR, inv.nr. 14, fol. 57v. Voor het eedsformulier: OAR, inv.nr. 19, fol. 3. 2 Levensbeschrijving is gebaseerd op NNBW 2, 406-408; Verburgt (1933-1934), 18-61; Westra (1994), 37-48; Van Tielhof, Van Dam (2006), 204-205. DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2016 | | pagina 8