JAN PIETERSZ. DOU IN DROOGMAKERIJEN
EN BEDIJKINGEN
TEXEL
NPfunuK
Diederik Aten
Aft. 1. Overzicht van de gekarteerde gebieden op de in dit hoofd
stuk afgebeelde kaarten vervaardigd door Dou en anderen.
Nr. 1 zie aft. 2; nr. 2 zie aft. 3; nr. 3 zie aft. 5, nr. 4 zie aft. 6; nr. 5 zie
aft. 8; nr. 6 zie aft. 9; nr. 7 zie aft. 10.
De Beemster
De droogmaking van de grote Noord-Hollandse
binnenmeren ging steeds uit van consortia van
kooplieden, regenten en hoge ambtenaren. Zij kregen
te maken met een hele serie uitdagingen en moesten
op vele borden tegelijk spelen. De participanten in de
droogmaking van de Beemster waren hoofdzakelijk
a&omstig uit Amsterdam. In mei 1607 verleenden de
Staten van Holland hun een octrooi of concessie voor
dit project.
Vanaf het begin schakelden de initiatiefne
mers, die als hoofdingelanden de leiding over hun
project in handen hielden, landmeters in. Een perfecte
kennis van de omgeving van het meer was een eerste
vereiste bij het inschatten van de belangen van par
tijen in de omgeving. Het meer viel bijvoorbeeld als
vaarwater weg en de droogmaking kon dus bestaande
scheepvaartroutes bedreigen. Een goede kaart was ook
onmisbaar bij de planning van de uitvoering van het
werk. Hoe konden de ringvaart en ringdijk het beste
worden aangelegd? Was het met het oog op de kosten
raadzaam om in het meer uitspringende landtongen
mee in te polderen? Dan moest extra land worden aan
gekocht, maar hier stonden een kortere en dus goedko
pere ringdijk en ringvaart tegenover. De participanten
in de Beemstercompagnie trokken voor deze klus de
Alkmaarse landmeter Pieter Cornelisz. Cort aan. Zijn
kaart van het Beemstermeer werd uitgegeven door
Willem Jansz.3
Het opmeten van de omtrek van een meer
leverde landmeters niet veel problemen op. Hetzelfde
gold voor de bepaling van het tracé van de ringdijk en
ringvaart. Heel veel werk was verbonden aan de
meting van de voor de aanleg van vaart en dijk
benodigde perceeltjes grond rond het meer. Dat moest
precies gebeuren omdat de aankoop van al die lapjes
een grote kostenpost vormde. In de Beemster (belast
bare oppervlakte bij de verkaveling 6.383 ha) vergde
de grondaankoop een bedrag van 253.000 gulden of
18 procent van de totale uitgaaf. In de veel kleinere
Wijde Wormer (1.519 ha) ging het om 157.000 gulden,
maar liefst 29 procent van de som van alle kosten
verbonden aan de droogmaking.4
1 Zie elders de bijdrage door H. van Zwet en Dou (1629), opdracht en onder R.
2 Wieringa (1994).
3 Van Zwet (2009), 58-59. Wieringa (1994), 57-58. Na 1621 Willem Jansz. Blaeu.
4 Van Zwet (2009), 67, 70-72, 250. Zie ook Aten, Joustra, Van Zwet (2009), 62.
DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680
87