Uit de rekeningen blijkt helaas niet wat Dou in de polder heeft gedaan. Genoteerd staan terugbe taalde voorschotten volgens declaratie en uitbetaald salaris volgens declaratie en kwitantie. Incidenteel worden in relatie tot Dou betalingen aan anderen vermeld, zoals aan Marijtgen Gerritsdochter, waardin van herberg 'In 't Paert' te Sassenheim, voor maaltijden van de heemraden bij inspectie van de werken "ende bij de lantmeeter op verscheijden dagen verteert" Ook maakten de heemraden en Dou eenmaal gebruik van het veer bij Warmond, waarvoor 10 stuivers aan de veerman werden betaald.89 De laatste bladzijde van de eerste rekening doet vermoeden dat Dou ook nog op een andere manier bij de polder betrokken was. Dou vermeldt hier dat de rekening gedaan is "in presentie ende bijwesen van mij J. Pietersz Dou". Was hij alleen ingehuurd als landmeter, dan had Dou met het doen van de reke ning geen bemoeienis gehad. In de tweede rekening wordt het probleem opgehelderd. Op 10 februari 1625 ontving Dou 89 gulden "over de bedieninge van zijn secretarisschap vande polder vande beginne af tot desen thienen februarij 1625 toe". Dou is dus al bij de begin van het project tot secretaris aangesteld. Er zijn slechts twee documenten in het polderarchief bewaard gebleven waar we hem als secretaris aan het werk zien. Het eerste is een verzoekschrift van 17 augustus 1624 aan de kerkmeesters om de drooggevallen polder te mogen verkavelen.90 Overigens mogen we van geluk spreken dat dit document bewaard is gebleven, want op de achterzijde is op een later moment genoteerd: "den- ke deeze pampieren onnut zijn". Gezien het verloop van de gebeurtenissen een begrijpelijke notitie. Kort hierna liep de polder immers weer onder en moest hij opnieuw drooggemaakt en verkaveld worden. Het tweede document is een kladresolutie van 19 maart 1627, waaronder Dou noteerde: "in presentij van mij Jan Pietersz Dou".91 Opmerkelijk is dat hij hierachter de a&orting "not. pub." (notarius publicus) gebruikt. Dat deed hij eenmaal eerder, bij ondertekening van de der de rekening in de winter van 1625. We weten dat Dou ook een notarispraktijk in Leiden had.92 Hield zijn rol als secretaris verband met zijn functie als notaris? Of is hier sprake van rolvermenging, een typisch verschijnsel dat gemakkelijk kan optreden bij cumulatie van func ties? De bronnen geven op deze vraag geen antwoord. Er is in ieder geval wel een ander moment bekend waarop Dou duidelijk als notaris bij de polder betrokken werd. Op 28 juni 1623 verschenen in zijn kantoor in Leiden de heemraden van de polder en de schout en ambachtsbewaarders van Sassenheim als twee partijen, die met elkaar een overeenkomst sloten over het 'graven en schieten' van een watergang naar de Dieperpoel, een van de meren die deel uitmaken van 78 de Kagerplassen.93 Het betreft hier waarschijnlijk de Sassenheimer vaart, die Dou een jaar later op zijn kaart intekende vanaf het zuidelijkste deel van de ringsloot naar de Dieperpoel. Deze watergang bestond deels al94, maar werd nu doorgetrokken. Precies een maand later zat Dou samen met de heemraden en de aannemers van deze klus weer in de herberg 'In 't Paert' te Sassen- heim en verteerden ze zeven gulden en vier stuivers.95 Uit het verzoekschrift van 17 augustus 1624 blijkt dat Dou zich als secretaris met de verkaveling van de polder bezig hield, maar ook was hij er blijkens de kavelcondities als landmeter bij betrokken. Nadat de polder drooggevallen was, werden de eerder uitgege ven kavels bij loting aan de participanten toegewezen. Bij de kaveluitgifte was men uitgegaan van een be paalde kavelgrootte. Kwaliteit en kwantiteit konden na droogmaking echter nogal afwijken van de eerdere verwachtingen. Op 24 augustus 1624 hielden de heem raden en Dou daarom een "oculaire inspectie", waarbij ze de kavels beoordeelden. Achter in de kavelcondities maakte Dou vervolgens de balans op. Investeerders van wie de kavels kwalitatief of kwantitatief minder waren dan verwacht, kregen een bedrag uit de kas van de polder, terwijl anderen juist extra moesten betalen. De naam balans wijst aan dat het de polder uiteindelijk niets kostte. De uit te keren en de te ontvangen bedra gen hielden elkaar in evenwicht.96 In de periode 1622-1629 ontving Dou in totaal 605 gulden en 14 stuivers voor zijn werk als se cretaris en landmeter.97 Doordat hij meerdere functies vervulde en door het ontbreken van nadere specifica ties van de aan hem uitbetaalde bedragen kan helaas geen goede vergelijking worden gemaakt met zijn verdiensten in de Noord-Hollandse polders. DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2016 | | pagina 79