Ik* (itnJd Aft. 10. Kaart van de drooggemaakte Lisserpoel, 1624. Noorden linksonder. Kopergravure, 28 x 40 cm. Dou tekende op deze kaart de eerste verkaveling van de polder in, waarbij hij de kavels nummerde van I tot en met XI. De kavels I en VI bleven eigendom van de Leidse kerken. Op kavel VI werden de twee schepradmolens geplaatst die het water moesten uitmalen. NHA, Historisch Archief Haarlemmermeer - Kaarten, K012. Leiden de Lisserpoel in eigendom. In 1621 schonk de stad het water, samen met het onder Aalsmeer gelegen Stommeer, aan de kerkmeesters van de drie hoofd kerken in Leiden: de Pieterskerk, de Hooglandse of Pancraskerk en de Vrouwekerk. Het onderhoud van de drie kerkgebouwen kostte zoveel dat de reguliere kerkelijke opbrengsten, vermeerderd met subsidie van het stadsbestuur, niet toereikend waren om de gebou wen in stand te houden. Door schenking van beide meren kregen de kerkmeesters de beschikking over een nieuwe bron van inkomsten.85 Nog in datzelfde jaar besloten zij zowel de Lisserpoel als het Stommeer droog te maken en vroegen hiervoor octrooi aan bij de Staten van Holland. Op 23 juli 1622 werd dit verleend. De droogmaking van het Stom- meer werd voorlopig niet uitgevoerd,86 die van de Lisser- poel wel. Voor het project was het nodige investeringska pitaal nodig. De kerkmeesters verkochten daarom kavels aan rijke stedelingen, a&omstig uit Leiden, Amsterdam en Haarlem. Deze werden hierdoor mede-investeerders en participanten in de droogmaking.87 Aan de hand van de schaars overgeleverde bronnen in het archief van de polder valt het niet mee de rol en positie van Dou te reconstrueren. Resoluties uit de eerste decennia van de polder zijn er, op twee kladdocumenten na, niet. We moeten het doen met de rekeningen uit de periode december 1622 tot en met april 1629 (zonder bijlagen), de kavelcondities en een enkel los stuk. In de rekeningen komen regelmatig betalingen aan Dou voor gedurende de gehele periode 1622-1629. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat het maken van de kaart in 1624 geen incidentele opdracht vormde, maar dat Dou gedurende langere tijd bij het droogmakingsproject betrokken was. Dit nam nogal wat jaren in beslag, want nadat de polder in 1624 droog lag en verkaveld was, liep hij binnen een jaar weer onder. Het is onduidelijk wanneer de tweede droogmaking plaatsvond. In de rekeningen staan in het voorjaar van 1627 nog betalingen genoteerd voor het "stoppen van het gat".88 81 HHR, OAR, inv.nr. 9669, fol. 177v.-178v. 82 Van Tielhof, Van Dam (2006), 122-130. 83 HHR, collectie kaarten, A-4071. 84 De "Cleene poel" was ten tijde van de droogmaking eigendom van jhr. Johan van Wassenaer van Duivenvoirde en werd bij overeenkomst van 5 november 1622 in de droogmaking betrokken. Op de kaart van Dou is de drooggemaak te poel aangegeven als "Cley polder" HHR, ALP, inv.nr. 11. 85 Beenakker (1993), 51-52. 86 De kerkmeesters verkochten dit meer in 1650 aan een consortium bedijkers. 87 Zeischka (2004), 243; idem (2006) 24 e.v. 88 Zeischka (2004), 243 en 247. DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680 77

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2016 | | pagina 78