sK&
i> jmWpijVÜili
(W# i&, (Vtiu! tx/jafi
ic« ..v.Vr.tr,'- AVlT'^ru/jw/ tiffik Jrv
A/liVAt
l .'1 m n ,10 '(ti
CWf"rt* lev lV; A-IÏ .V.K-.v.-" >.r.V.É -111 I
Aft. 6. Kaart van de te stichten generale bepoldering onder Voorschoten, Stompwijk, Zoetermeer, Zegwaard, Zoeter woude, Hazerswoude,
Benthuizen, Benthorn en Hoogeveen, 1627. Manuscript in kleur, 55 x 78 cm. Deze generale bepoldering is nooit tot stand gekomen.
Het blijft onduidelijk waarom Dou, twee jaar nadat hierover overleg werd gevoerd, toch in viervoud een kaart opleverde.
HHR, collectie kaarten, A-1181.
groot was als een klein heemraadschapje. Ook was het
niet ondenkbaar dat bij een verlaging van het waterpeil
binnen de omringdijk de nog aanwezige legakkers of
ribben zouden instorten. Dou concludeerde dat de
bepoldering nodeloos was en als er al enig voordeel
voor de ingelanden bestond, dit niet opwoog tegen de
nadelen voor de stad Leiden.78
Zoals gezegd is de generale bepoldering er
toch gekomen, maar als waterstaatkundige eenheid
hield die niet lang stand. Door de verdergaande ver
vening was al het land spoedig geheel in water veran
derd. In de loop van de 17e en 18e eeuw werden deze
veenplassen in delen drooggemaakt. Zo ontstonden
binnen de grenzen van de oude omringdijk de Drie
manspolder (1668), de Palensteinse polder (1762) en
een droogmakerij die in 1771 gereedkwam en in 1775
bij akte van separatie werd gesplitst in twee afzonder
lijke polders: de Drooggemaakte Grote polder en de
Zoetermeerse of Nieuw Drooggemaakte polder.
Hiervoor werd vermeld dat de schouten en
ambachtsbewaarders van Zoetermeer en Zegwaard en
de ingelanden van Stompwijk en Wilsveen in 1625 de
intentie hadden een grotere generale polder te stichten
waarin ook de ambachten Zoeterwoude, Hazerswoude,
Benthuizen, Benthorn en Hoogeveen moesten wor
den betrokken. Ze kregen echter nul op het rekest. De
schouten en ambachtsbewaarders van Zoeterwoude,
Hazerswoude en Hoogeveen behoorden zelfs tot de
opposanten. Hoewel dit plan dus in de kiem smoorde,
maakte Dou er twee jaar na dato toch een kaart van
die hij maar liefst in viervoud afleverde. In de bijlagen
van de Rijnlandse rekening van 1627 is een declara
tie bewaard gebleven, waaruit blijkt dat hij hiermee
18 gulden verdiende: vier gulden en tien stuivers per
kaart.79 Overigens kwam er in de jaren veertig van de
17e eeuw, weer na veel gesteggel, toch een generale
bepoldering onder Hazerswoude tot stand. Deze heeft
bestaan tot 1759, toen het compleet uitgeveende gebied
in een groot droogmakingsproject werd betrokken.
Het grootste deel van deze generale polder kwam in
polder De Hazerswoudse Droogmakerij te liggen.
74
DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680