uitwatering bij Katwijk en het herstel daarvan verhin
derde nadat de Spanjaarden waren verdreven, zoals in
de paragraaf 'Een kanaal door de duinen' al beschreven
werd. Pas na 1800 kwam deze uitwatering tot stand,
omdat de macht toen niet meer bij afzonderlijke ste
den, maar bij de centrale overheid lag.68 Zo ver was het
nog lang niet in 1681. Haarlem had een vaste verte
genwoordiging in het college van hoogheemraden en
maakte daar gebruik van om de Haarlemse belangen
binnen het hoogheemraadschap veilig te stellen.
Dou maakte twee kaarten. De eerste kaart
toont het Spaarne tussen de stad Haarlem en het baken
dat ten behoeve van de scheepvaart aan de westelijke
oever van het Spaarne stond. De tweede kaart toont het
Spaarne tussen het baken en Spaarndam. Het baken
was een driehoekige stellage met een ton bovenin. Aan
die bovenin geplaatste ton ontleende de latere buiten
plaats Overton zijn naam. Deze buitenplaats lag niet
aan het Spaarne, maar meer naar het westen. De huidige
Haarlemse straatnamen Overtonweg en Overtonstraat
herinneren nog aan deze buitenplaats.69 De oevers aan
beide zijden van het Spaarne zijn door Dou zeer nauw
keurig weergegeven, behalve daar waar "De Moeyen
Hel", tegenwoordig bekend als de Mooie Nel, een uitstul
ping naar het zuidoosten vormt. Kaden, molens, andere
gebouwen, afstandspalen, een sluis aan de westoever en
een brug aan de oostoever heeft Dou zeer gedetailleerd
in beeld gebracht. Dat geldt ook voor de aanwassen
met rietkragen. Opvallend is het aantal korenmolens en
zaagmolens vlakbij de stad; de economische bedrijvig
heid langs beide oevers van het Spaarne nam duidelijk
toe naarmate men de stad naderde.
68 Ibidem, 277-278.
69 De Haane (1966), 47-49.
DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680
67