vervt t'/t
Aft. 12. Kaart van de oever van het Haarlemmermeer onder Leimuiden en Aalsmeer, 1683. Manuscript in kleur, 30 x 41 cm. Volgens Dou's ver
klaring op de kaart zijn de reeds gemaakte beschoeiingen (paalwerken) met blauw langs de oever weergegeven, maar de blauwe lijnen geven
juist de stukken oever tussen de paalwerken aan. Deze paalwerken zijn aangeduid met de letters A, B, C en D, waarbij nu ook de lengte van het
onder Leimuiden gelegen paalwerk A is aangegeven; 42 roeden (ruim 150 m). Voorts geeft Dou met een stippellijn "met geel omtrocken" de
oever aan volgens zijn meting uit 1666 en met een stippellijn "met root omtrocken" de oever zoals zijn vader die in 1647 had opgemeten.
Op een groot deel van het land heeft Dou blauwe strepen getekend met de tekst: "dese gronden sijn aen ackers meest verveent".
HHR, collectie kaarten, A-0916.
steen en puin gevuld worden. Rijnland werd met het
onderhoud belast. Het uitvenen van landen langs de
oever bij het paalwerk was verboden en dit verbod
moest streng worden gehandhaafd. In de resolutie
werd opgemerkt dat de Staten zich zorgen hadden
gemaakt over het landverlies, maar dat zij de zaak op
zijn beloop hadden gelaten, omdat zij het onderling
niet eens konden worden. Bovendien meende men
dat het gevaar niet zo groot was, zolang de inwoners
van Aalsmeer hun oevers maar versterkten. De Staten
hadden hiervoor aan Aalsmeer in het verleden nu en
dan subsidie verleend.62
Dezelfde oever, maar nu met meer achter
land, is te zien op de kaart die Johan Dou op 21 juni
1683 ondertekende. De paalwerken die op grond van
de Statenresolutie uit 1676 waren aangelegd, waren
kennelijk nog intact. In 1696 was dat niet meer zo. Bij
een inspectie in dat jaar bleek dat het paalwerk voor
Dirk den Adelszwet (paalwerk B) grotendeels verdwe-
nen was. Van de oorspronkelijke lengte van 252 roeden
was nog zo'n 60 roeden (ca. 225 m) over en het lag
ongeveer 60 roeden uit de oever, soms zichtbaar boven
water, soms niet. Het middelste paalwerk (paalwerk C)
was nog steeds 80 roeden (circa 300 m) lang, stond
twee voet (circa 60 cm) boven water, maar lag wel
20 roeden (circa 75 m) uit de wal. Het oostelijkste
paalwerk (paalwerk D) was door de vele gaten nog
maar voor een derde zichtbaar en lag 40 roeden (circa
150 m) uit de oever.63
Het probleem van de oeverafslag bleef be
staan. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw werd de
oever van het Haarlemmermeer tussen Oude Wetering
en Rietwijkeroord zodanig versterkt, dat aan de afslag
definitief een einde kwam.64
62
DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680