i Hrfrr itj Of hoogheemraden hiermee de man bedoel den die al sinds 1635 optrad als gezworen landmeter van Rijnland of diens zoon Johannes (1642-1690) is niet duidelijk. In het eerste hoofdstuk is beschreven dat Johannes Jr. in 1665 op verzoek van zijn vader was aangesteld als landmeter en hem assisteerde bij diens werkzaamheden. Zijn kaarten ondertekende hij met "Johan Douw".59 In april 1666 vond de meting plaats, uitgevoerd door de jonge Dou, de derde generatie in dienst van Rijnland. Van zijn meting maakte hij een kaart, die hij op 26 mei ondertekende. De kaart bestrijkt een veel groter gebied dan de hiervoor beschreven kaart van Johannes Dou uit 1645, die slechts betrekking had op een deel van het Westeinde van Aalsmeer. Johan Dou schrijft op de door hem gemaakte kaart dat deze landen in 1655 door zijn vader waren opgemeten en toen in totaal 1.705 morgen groot waren.60 Bij zijn meting in april 1666 bedroeg de oppervlakte 1.597 morgen en 300 roeden. In elf jaar was dus een gebied van 107 morgen en 300 roeden (91 ha) afgespoeld door het Haarlemmermeer. Deze bevinding leidde er toe dat de belastbare oppervlakte van Aalsmeer door hoogheemraden van Rijnland met dit getal verminderd werd.61 Zeventien jaar later, in 1683, bracht Johan Dou opnieuw de oever van het meer onder Aalsmeer en Leimuiden in kaart. Hoewel Dou verwijst naar zijn kaart uit 1666 en de toen door hem gemeten oever met een stippellijn aangeeft, beslaat deze kaart niet precies dezelfde oever als de kaart uit 1666. Nu is ook een stuk van Leimuiden opgenomen, ten zuidwesten van het kleine stukje Aalsmeer dat door de oeverafslag in het verleden los van de rest van Aalsmeer was komen te liggen. In het noordoosten loopt de kaart tot de Jan Jansz. Diggelszwet, op de kaart uit 1666 de grens tussen de blokken K en L. Langs de oever van het meer zijn de letters A tot en met L getekend. De letters geven nu geen stukken land met hun oppervlakte aan, maar punten langs de oever met een bepaalde door Dou aangegeven afstand daartussen of het begin en einde van een beschoeiing ("paelwerck") langs het meer. De paalwerken onder Aalsmeer waren aangelegd op grond van een resolutie van de Staten van Holland van 31 juli 1676. De Staten hadden toen besloten een subsidie van 40.000 gulden te verlenen aan dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland om de oever van het meer bij Aalsmeer te beschermen door middel van een paalwerk met een lengte van 400 roe den (ca. 1.500 m). Het paalwerk moest "hecht, suffisant en met behoorlijcke gordinghen" gemaakt en met zand, 60 DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2016 | | pagina 61