Aft. 6. De Hoge Rijndijk bij Alphen. Detail uit de kaart van de te onderhouden dijkvakken (hoefslagen) van de Hoge Rijndijk ten oosten van
Leiden, 1661. Noorden onder. Manuscript in kleur, 39 x 134 cm. Ook hier zijn de grenzen tussen de hoefslagen met letters aangegeven. Daar
naast is het aantal hoefslagpalen per ambacht vermeld. Op deze uitsnede de hoefslagen van Alphen (D-E), Benthuizen (E-F), Zegwaard (F-G),
Zoetermeer (G-H) en een gedeelte van die van Hazerswoude (H-I). HHR, collectie kaarten, A-0911.
14en voorsz., aende westsijde van het dorp van
Bodegraven, des mergens ten seven uyren, ende soo
voorts tot aen de stadt Leyden"37 Op beide schouwda-
gen was de landmeter Johannes Dou aanwezig om de
door dijkgraaf en hoogheemraden vastgestelde
hoefslag op te meten, waarna hij de nieuwe verhoef-
slaging op 19 juli in kaart bracht.
De Boskoopse kade
In respectievelijk 1609 en 1670 tekenden Jan Pietersz.
Dou en Johannes Dou ieder een fraaie kaart van het
dorp Boskoop, doorsneden door de Heerweg. De kaar
ten zijn a&omstig uit de nalatenschap van mr. Ch. M.
Dozy (1852-1901), gemeentearchivaris van Leiden. Bij
testamentaire beschikking werden zij aan het hoog
heemraadschap van Rijnland nagelaten ten behoeve
van het archief en door de Verenigde Vergadering in
dank aanvaard.38
Het dorp Boskoop werd in kaart gebracht
in verband met de schouw van de kaden langs de
Gouwe (links) en de Alpherwetering (rechts). Uit de
opschriften in de cartouches blijkt dat de opdrachten
tot het maken van de kaarten gegeven waren door
de raad en rentmeester van de goederen van de abdij
van Rijnsburg. In 1609 was dat Gerrit van Poelgeest,
in 1670 Arend van Wassenaer, heer van Duivenvoor
de. De functie van raad en rentmeester-generaal van
de abdijgoederen van Rijnsburg werd in de 17e eeuw
altijd uitgeoefend door het oudste lid van de Hollandse
ridderschap.39
Boskoop behoorde tot de bezittingen van
de genoemde abdij. Deze was in 1133 gesticht door
gravin Petronella, weduwe van Floris II. Het klooster
werd gesteund door de Hollandse graven en gravin
nen en ontwikkelde zich tot de voornaamste adellijke
vrouwenabdij in het graafschap. De schenkingen en
gunsten zorgden voor een snelle groei van de abdij in
rijkdom en macht. De abdijgebouwen werden in 1574
tijdens het beleg van Leiden verwoest waardoor aan
het kloosterleven een einde kwam. De Hollandse rid
derschap nam het beheer van de abdijgoederen over.40
34 Gevers van Endegeest I (1871), 42, 109-123; Teixeira de Mattos I (1906), 8, 48 e.v.
35 Van Tielhof, Van Dam (2006), 310.
36 Teixeira de Mattos I (1906), 53; HHR, collectie charters en andere oorkonden,
CHRT-0333 en CHRT-0335.
37 HHR, OAR, inv.nr. 1444.
38 HHR, archief Rijnland 1858-1958, voorl. inv. nr. 866.
39 Koolen (1982), 20, 150-151, 153.
40 Hüffer (1951), IX-XI.
DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680
47