Inleiding Van alle landmeters die in de 16e en 17e eeuw actief waren voor Rijnland zijn de drie generaties Dou wel het meest bekend. Zowel Jan Pieterszoon als zijn zoon Johannes en zijn kleinzoon Johannes junior waren ordinaris landmeter van Rijnland. Dat hield in dat ze niet incidenteel voor het hoogheemraadschap werk ten, maar een vaste aanstelling hadden. Jaarlijks werd hun voor deze aanstelling een som van 60 gulden loon uitbetaald of, als ze hun aanstelling deelden met een tweede landmeter, de helft hiervan. De rest van hun verdiensten kwam uit het uitvoeren van opdrachten. Van oorsprong was de landmeter vooral actief in het opmeten van land ten behoeve van de belastingheffing. In Rijnland wordt de eerste landmeter al vermeld in 1450. Kaarten maakten ze toen nog niet. Dit kwam pas op gang na de introductie van de driehoeksmeting in 1530, waarmee het eenvoudiger werd om een op gemeten werkelijkheid cartografisch weer te geven. Naarmate de tijd vorderde, breidde het takenpakket van de landmeter zich uit. In een in 1776 vastgestelde Instructie waarna de ordinaris landmeeter van Rhijn- landt zich zal hebben te reguleeren werd in 25 punten aangegeven wat van de landmeter werd verwacht. Nadat in 1857 een nieuw reglement voor Rijnland was vastgesteld en hierop een reorganisatie volgde, verdween de functie van landmeter. Zijn taken werden belegd bij de nieuw gevormde Technische Dienst, waar een ingenieur aan het hoofd stond.1 De drie generaties Dou hebben een flinke hoeveelheid kaarten nagelaten in de collectie van Rijnland. Omdat de collectie nog niet optimaal toegankelijk is, viel het niet mee om alle kaarten te traceren. Het aandeel van Jan Pietersz. kon, doordat de oudste kaarten wel be schreven zijn, snel in beeld worden gebracht. Op basis van de beschikbare beschrijvingen was het echter niet mogelijk alle kaarten van Johannes te traceren. Een overzicht van door hem gemaakte kaarten, opgeno men in een in 1994 verschenen scriptie van R.G.H. Sluijter, bracht uitkomst.2 Hij had weliswaar ook niet alle kaarten van Johannes in Rijnlands verzameling ontdekt, maar door beide inventarisaties te combine ren kon een behoorlijk compleet overzicht van diens kaarten worden samengesteld. Voor deze publicatie is een selectie gemaakt uit het totale aanbod aan kaarten. Hierbij waren drie criteria van belang: 1. De kaarten kunnen gekoppeld worden aan een van de taken van Rijnland. 2. Er is genoeg bronnenmateriaal voorhanden om de kaarten in hun historische context te plaatsen. 3. De selectie geeft een doorsnede van de taken van Rijnland. De kaarten zijn thematisch ingedeeld om ze in samen hang te kunnen beschrijven. Het resultaat geeft een mooie indruk van de taken van het hoogheemraad schap en de rol van de landmeter hierbij. 28 DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2016 | | pagina 29