Zoals gezegd had Dou in 1605 vergunning gekregen om in en voor Rijnland te werken. Op 12 sep tember 1631 volgde omzetting in een vast dienstver band. Hij werd nu 'ordinaris landmeter' van Rijnland, als opvolger van de overleden Adriaan de Bruyn. Een vast salaris kreeg hij nog niet, net als voorheen bracht hij zijn werkzaamheden bij dijkgraaf en hoogheemra den in rekening. In 1633 kreeg hij op zijn verzoek een vaste jaarwedde van 60 gulden. In het verzoek wees hij op zijn zware werkomstandigheden. Hij moest niet alleen werken in de zanderige, mulle duinen, maar vooral ook in moerassen en waterkuilen bij de Spaarn- dammerdijk, wat dikwijls ziekten en andere ongemak ken veroorzaakte. Sinds 1628 hield Dou zich op verzoek van het Leidse stadsbestuur bezig met het maken van plannen om de doorstroming van het sterk vervuilde grach tenwater te bevorderen. Op 3 juli 1635 inspecteerde hij samen met de Leidse burgemeesters de wateren ten zuidoosten van de stad. Mede door de vervuilde stadsgrachten was de pest in Leiden uitgebroken en veroorzaakte een enorme sterfte. De epidemie trof ook het gezin Dou. Op 22 juli stierf Dou's veertienjarige dochter Dieuwertge aan de 'heete siecte'. Precies twee weken later, op 5 augustus, overleed Jan Pietersz. Dou aan dezelfde ziekte die hij drie dagen daarvoor had opgelopen. Zijn zoon Cornelis stierf op dezelfde dag als zijn vader. Op 8 augustus werden vader en zoon te gelijk in de Pieterskerk begraven. Van de tien kinderen die Jan Pietersz. Dou en Josyna de Sadelaer gekregen hadden, waren er op dat moment nog vijf in leven. Dou was bepaald niet arm. Zijn vader, een kuiper, behoorde tot de middenstand. Dou klom op tot de gegoede burgerij. Zijn huwelijk met de koop mansdochter Josyna de Sadelaer toont aan dat Dou in 1607 al een zeker aanzien gehad moet hebben. Kort na hun huwelijk bracht zijn echtgenote ruim 2.315 gulden aan als haar ouderlijk erfdeel. Dou kwam in de Leidse vroedschap en had schepen kunnen worden, als hij niet Remonstrants was geweest en daarmee behoorde tot verliezende partij in de religieuze en politieke twisten tijdens het Twaalfjarig Bestand. Voor zijn welstand had dit verder geen gevolgen. Hij bezat grond en huizen en werd in 1622 bij de heffing van de 200e penning aange slagen voor een bedrag van 50 gulden. Bij de scheiding en deling van zijn nalatenschap werd de waarde van de boedel vastgesteld op een bedrag van 11.476 gulden. Johannes Dou4 Johannes Dou, die zich tot 1641 Jan Janszoon Dou noemde, werd in 1615 geboren als vijfde kind van Jan Pieterszoon en Josyna de Sadelaer. Op 19-jarige Aft. 6. Wapen van Jan Pietersz. Dou. Fragment van een wapenkaart met wapens en namen van de leden van de Leidse vroedschap. Ets en gravure door C. Sepp en A. Delfos, 1758. NHA, collectie Voorhelm Schneevoogt, NL-HlmNHA-1477-53011132. leeftijd werd hij ingeschreven als student aan de Leidse universiteit. Hij volgde daar de studie 'Duytsche mathematicque', de opleiding voor ingenieurs, vesting bouwers en landmeters. De praktische vaardigheden van het landmetersvak leerde hij van zijn vader. Op 10 september 1635, een maand na diens dood, verkreeg hij van het Hof van Holland zijn admis sie als landmeter. Hij was toen 20 jaar oud. In hetzelfde jaar werd hij, met Steven van Broeckhuysen, landmeter van het hoogheemraadschap van Rijnland. Net als zijn vader combineerde hij zijn functie als landmeter met het notariaat. Daartoe werd hij in 1637 benoemd. Ook voor hem was dit een nevenfunctie. Johannes Dou is driemaal getrouwd geweest. In 1641 huwde hij Eva Louisdr. Sitteen. Uit dit huwelijk werd in 1642 een zoon geboren, Johannes, die later ook landmeter werd van Rijnland. Na het overlijden van Eva Sitteen hertrouwde Dou op 9 april 1644 met Catharina Thier. Met haar kreeg hij in 1647 nog een zoon, Florentius. In totaal kreeg Johannes vier kinderen. Na de dood van Catharina Thier trad hij op 28 mei 1669 voor de derde en laatste maal in het huwelijk, met Aaltje Besemer. Net als zijn vader was Johannes lid van de Re monstrantse gemeente. Na 1670 staat hij ook vermeld als lid van de kerkenraad. Hij stierf in 1682, 67 jaar oud, en werd op 5 maart van dat jaar begraven in de Hooglandse kerk in Leiden. Johannes Dou was bijna 47 jaar in dienst van Rijnland. Hier hield hij zich voornamelijk bezig met kleine opdrachten als opmetingen van percelen, waterlopen en wegen, peilingen en inspecties van dijkhoogten. De belangrijkste opdrachtgever na het hoogheemraadschap was de stad Leiden. Daarnaast had hij de nodige andere klanten. Johannes was als landmeter minder invloedrijk dan zijn vader, maar eveneens bijzonder productief en vakkundig. 4 Levensbeschrijving is gebaseerd op NNBW 2, 408-409; Sluijter (1997), 1-9; Van Tielhof, Van Dam (2006), 204-205. -g,-. n'.\ t_s 23.10. 1018. DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2016 | | pagina 12