BESLUIT: DOU DE MAAT GENOMEN
Diederik Aten (m.m.v. Paul Schevenhoven)
Het is zeker niet overdreven Johannes Dou aan te
wijzen als de landmeter die ons geografische beeld van
Rijnland en Hollands Noorderkwartier in de Gou
den Eeuw heeft bepaald. Voor Rijnland leverden Dou
en Broekhuijsen in samenwerking met plaatsnijder
Danckerts in 1647 een ongekend exacte kaart af. In
1680 herhaalde Johannes Dou deze topprestatie in het
Noorderkwartier voor US in samenwerking met Dec
ker. Tot aan het begin van de 19e eeuw bleef dat laatste
werkstuk de definitieve kaart van Holland boven het IJ.
Bij de vervaardiging van de nieuwe kaart van
Rijnland konden Dou en Broeckhuysen terugvallen op
een oudere kaart van Floris Balthasar, die in 1615 in
druk verscheen. Ongetwijfeld hebben zij ook gebruik
gemaakt van de vele detailkaarten door Jan Pietersz. en
Johannes zelf vervaardigd als officiële landmeters van
het hoogheemraadschap. Desondanks nam het werk
zeven jaar in beslag. Maar het resultaat maakte alles
goed. De kaart is zelfs bestempeld als het non plus ultra
van de 17e-eeuwse waterschapscartografie.1
De in opdracht van US vervaardigde kaart
vormt de culminatie van alle voorgaande activiteiten
van vader en zoon Jan Pietersz. en Johannes Dou in
het Noorderkwartier. Vrijwel zeker viel Johannes terug
op de resultaten van de metingen van zijn vader in
de grote droogmakerijen. Toen hij in 1661 het pro
ject aannam, had hij bovendien zelf zijn sporen in
Noord-Holland dik verdiend met de opmeting van
West-Friesland in het kader van het Groot Proces.
Natuurlijk profiteerde hij voor de kaart van US ook
van dat werk. Maar toch trok Johannes opnieuw de
hele streek door en consulteerde - evenals hij voor de
kaart van Rijnland had gedaan - deskundigen uit ieder
dorp van enige betekenis om het eindproduct te per
fectioneren. Met dat eindproduct evenaarde Dou, die
ondertussen de 60-jarige leeftijd ruim was gepasseerd,
zijn prestatie voor het hoogheemraadschap in Leiden.
Ook deze kaart wordt geroemd om zijn grote precisie.
Bij een onderzoek aan 40 oude kaarten door de Vak
groep Kartografie van de Universiteit Utrecht kwam de
vierbladskaart van US als de nauwkeurigste uit de bus.2
De in het kader van het Groot Proces uitge
voerde metingen en vervaardigde kaarten tonen samen
met de grote overzichtskaarten van Rijnland en US
aan welke resultaten een geoefend landmeter met het
toenmalige instrumentarium kon bereiken. De in 1599
opgezette opleiding - de 'Duytsche mathematique' -
voor ingenieurs en landmeters aan de Universiteit van
Leiden wierp duidelijk vruchten af. Die combineerde
praktijkervaring met theoretische kennis. Het resultaat
was dat de landmeetkunst snel naar een veel hoger
plan werd getild. Jan Pietersz. Dou droeg belangrijk bij
aan de verbetering van de vakkennis van landmeters
door middel van de publicatie van enkele leerboekjes.
Bovendien ontwikkelde hij een nieuw meetinstrument,
de befaamde Hollandse cirkel, in feite een slimme
combinatie van enkele oudere meetinstrumenten. De
multitool Hollandse cirkel was een doorslaand succes
en bleef tot het begin van de 19e eeuw tot de gereed
schapskist van iedere landmeter behoren.
De reputatie van vader Jan Pietersz. schemert
duidelijk door in zijn hermetingen van kavels in grote
delen van de Beemster in de jaren 1615-1617. De eigen
polderlandmeter Van den Enden bezat kennelijk te
weinig autoriteit en/of werd niet neutraal genoeg be
vonden voor dit werk waarbij het echt op de vierkante
roede aankwam. Jan Pietersz. Dou moest als buiten
staander uit Leiden en als landmeter wiens accuratesse
en vakkennis buiten kijf stonden uitkomst brengen.
Hetzelfde speelde zonder twijfel bij de opmeting van
West-Friesland door Johannes Dou en de Zeeuw Kout-
ter. Ook hier waren absoluut onpartijdige en gerenom
meerde landmeters nodig die werk afleverden waar
geen speld tussen te krijgen was. Er stonden immers
grote financiële belangen op het spel bij de resultaten
van hun metingen.
De roem van Jan Pietersz. en Johannes mag
dan groot geweest zijn en bracht hen royale welstand,
maar een gegarandeerd inkomen van enige betekenis
leverde dit toch niet op. Beiden verkregen weliswaar
een aanstelling als landmeter van het hoogheemraad
schap van Rijnland, maar dat betaalde slechts een jaar
wedde van 60 gulden. Vader, zoon en kleinzoon moes
ten het dus vooral hebben van de wisselende stroom
opdrachten van het hoogheemraadschap. Die werden
op basis van een dagloon gehonoreerd. Daarnaast
namen zij allerlei werk van andere opdrachtgevers
aan. Hun activiteiten in het Noorderkwartier maakten
daar deel van uit. De Dou's gingen waar werk was,
voor zover hun agenda toeliet en in concurrentie met
andere landmeters. Tijdens de droogmaking van de
Wijde Wormer gaf het polderbestuur bijvoorbeeld de
voorkeur aan Boonacker uit Edam boven Jan Pietersz.
Dou omdat de eerstgenoemde het voor minder deed.
In deze situatie was het verstandig om andere
economisch standbenen te hebben ter overbrugging
van slappe tijden. Daar zorgden vader en zoon Dou
1 Koeman (1985), 138.
2 Ibidem, 139; Hameleers (1994), 85.
DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680
123