Tabel 5. Betalingen aan Dou voor de kaart van
US, 1666-1681 (in guldens).
1668
Tabel 4. Vacaties bode Allert Jansz. Steenwijk
met Dou, 1665-1669, 1675.
jaar
aantal dagen
1666
1675
1.200
315
1665
67
1677
485
1666
47*
1678
500
1667
15
1679
1.000
17
1679
500
1669
20
1675
35
Totaal
4.000
Totaal
201
Voor 1666 is de gespecificeerde declaratie van Steenwijk niet bewaard
gebleven. Het gaat hier om een schatting van het aantal vacatiedagen op basis
van de verhouding loonkosten reiskosten in de andere jaren.
Bron: WA, AHUS inv.nrs. 760-764, 770.
Bron: WA, AHUS, inv.nr. 413, 26-6-1666; inv.nr. 422, fol. 55r.; inv.nr. 424, fol.
39v.; inv.nr. 425, fol. 61r.; inv.nr. 426, fol.37r.; inv.nr. 426, fol. 55r. Vgl. Gonnet
(1920), 757-758.
Hoewel de in tabel 4 verzamelde gegevens
duidelijk maken dat Dou zich behoorlijk inspande,
groeide toch bij het bestuur van US onvrede over de
trage voortgang van het kaartproject. Reeds in 1664
spraken dijkgraaf en hoogheemraden hem hierop aan
toen zij op doorreis naar Den Haag in Leiden waren.
In 1670 was de maat vol. In januari van dat jaar ging
er een brief naar Dou. Deze had beloofd in de herfst
van 1669 de resterende metingen te doen, maar daar
was het niet van gekomen. Drie jaar eerder, in 1666,
was hem bovendien 1.200 gulden uitbetaald van de
overeengekomen som (zie tabel 5). Dou schreef terug
dat hij voor het einde van mei een complete kaart zou
aanleveren, geschikt als basis voor de plaatsnijder. Dit
op de verbeurte van Een duijsent gulden van zijn
bedongen penningen ingehouden te werden"93 Die be
lofte had Dou beter niet kunnen doen, want hij kreeg
de kaart niet af. Eind juni 1670 reisden dijkgraaf jhr.
Johan van Egmond van de Nijenburgh met twee hoog
heemraden en de secretaris naar Leiden om bij Dou
verhaal te halen. Deze ging diep door het stof. Boven
dien verklaarde Dou doorlopend aan de kaart te wer
ken en hij had ook nog een hulp ingehuurd. Hij hoopte
binnen twee maanden een kaart te kunnen overleggen.
Hier nam de deputatie evenwel geen genoegen mee:
is hem Douw aengesijt dat het nu langh genoech
was, ende dat hij int cort een caerte compleet soude heb
ben over te leveren, off dat men op sodanige middelen
soude dencken, die hem niet aengenaem soude sijn"94
Ook zijn nieuwe belofte kwam Dou niet na, die ver-
Aft. 3. Kwitantie afgegeven door Johannes Dou voor de aan hem op
5 juni 1677 door US uitbetaalde som van 485 gulden.
WA, AHUS, inv.nr. 772.
volgens in april en mei 1671 de dijkgraaf aan de deur
kreeg toen die op weg naar Den Haag door Leiden
kwam.95
Toch lijkt het werk te zijn stil gevallen. De
oorlogstoestand in de jaren 1672-1674 zal hier wel de
bet aan zijn geweest. Eind mei 1675 werd er weer door
Van Egmond van de Nijenburgh, enkele hoogheemra-
88 WA, AHUS, inv.nr. 2, fol. 260r. Zie ook Gonnet (1920), 747.
89 Hameleers, (1994), 81, 84. Zie ook de kadertekst 'Johannes Dou in Bergen'
verderop in deze uitgave.
90 WA, AHUS inv.nr. 426, fol. 37r.
91 Ibidem, inv.nr. 13, 31-3, 1 en 2-4, 13-8, 6, 26 en 28-9-1661, 21-4 en 19-5-1663;
Gonnet (1920), 747.
92 Ibidem, 17-8, 7-9, 5, 12 en 19-10-1661; inv.nr. 415; inv.nr. 764; Schulting
(1980), hfdst. II; Gonnet (1920), 747-748.
93 Ibidem, 25-1 en 15-2-1670.
94 Ibidem, 24/28-6-1670.
95 Ibidem, inv.nr. 14, 27-4 en 30-5-1671; Gonnet (1920), 747.
DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680
115