ïttgM 'i ttv m'm i teSw. Mlkmiblccflm J imml /O^v 'J NOEN H EFR;Ohn^[-.AppN 700/r) 20 oktober 1654 leverden zij de oppervlakten in van de bedijkte meren in Drechterland en de Vier Noor der Koggen.69 Dit was de laatste bijdrage van Cornelis Lenaertsz. Koutter. Hij overleed korte tijd later na een kortstondig ziekbed. Voor de afwikkeling van alle pro cedures en de afronding van de werkzaamheden stond Johannes Dou er nu alleen voor. Kaarten Op 17 november 1654 reageerde Johannes Dou in een uitvoerige brief aan de Hoge Raad op de aanhoudende kritiek van Drechterland en de Vier Noorder Koggen. Natuurlijk, ook landmeters waren mensen "die dolinge onderworpen sijn" Maar zij waren oprecht en voor zichtig te werk gegaan en bovendien: gelukkig werd hun werk gecontroleerd. Bovenal verwierp Dou de insinuatie dat er moedwillig fouten waren gemaakt. Verder excuseerde hij zich nog voor het feit dat hij zijn belofte van levering van kaarten van Drechterland en het Geestmerambacht niet was nagekomen. De reden: het overlijden van Koutter.70 In maart en april 1655 legden diverse land meters nogmaals verklaringen af over hun werk- zaamheden.71 Het veranderde allemaal niets aan de oorspronkelijke berekeningen van de 'masse' van de vier ambachten.72 Dou kon zich nu concentreren op het maken van kaarten. In mei ontving de Hoge Raad twee kaarten van Drechterland (246 x 115 en 162 x 125 cm.), in juli volgde een kolossale kaart van het Geest merambacht (156 x 386 cm). Afschriften, vervaardigd door landmeter Pieter Florisz. van der Sallem, berusten in het Westfries Archief te Hoorn. Deze ogenschijnlijk schematische kaarten zullen vooral bedoeld zijn ge weest om de juistheid van de hemelsbrede meting aan te tonen. De ingetekende lijnen en afstanden bieden belangrijke informatie over de werkwijze van Dou en Koutter. In september en november 1655 volgden nog kaarten van de Schager- en Niedorperkoggen en de Vier Noorder Koggen. Voor zover bekend zijn deze niet bewaard gebleven.73 Johannes Dou kon vervolgens beginnen aan het tekenen van zijn kaart van West-Friesland. Deze klus is waarschijnlijk begin 1656 afgerond. Het resultaat leverde discussie op, omdat sommige bedijkte meertjes in westelijk West-Friesland er niet op ston den. Volgens Dou viel dit hem echter niet te verwijten. Deze gebieden waren immers, conform de aanvullen de instructie van juni 1651, door andere landmeters opgemeten. Hij wilde de meertjes overigens tegen een redelijke vergoeding best toevoegen. Maar, zo schreef hij mede namens de weduwe van Koutter aan de Hoge Raad, de laatste termijn van 1.000 gulden wegens ver- Aft. 7. Grafsteen van Pieter Bijl in de hervormde kerk van Oos terblokker. Bijl was secretaris van de stede Westwoud, maar tevens notaris en landmeter. In 1654 vertelden Dou en Koutter hem over mogelijke fouten bij metingen in Schellinkhout en Wijdenes. Foto Stichting Historisch Hoogkarspel-Westwoud. 52 WFA, AVNK, inv.nr. 1851. 53 RAA, AGA, inv.nr. 130 (concept-rekest aan Hoge Raad, met commentaar van Sevenhuijsen, 7-2-1654). 54 Ibidem, (verzoek aan de Hoge Raad om de meting van Ursem af te laten maken door Jan Gerritsz. Clooster, z.d.). 55 Ibidem, (beschikking Hoge Raad, 27-5-1653; Sevenhuijsen aan procureur Van Olen, 29-5 en en 8-6-1653. Zie ook de stukken van 25 en 27-6, 5, 9 en 11-7-1653. 56 Ibidem, (Sevenhuijsen aan Van Olen, 2-8-1653). 57 Ibidem, inv.nr. 131 (verklaring landmeters Brasser en Backer, 12-11-1653). 58 WFA, OAH, bergnr. 2635b (verklaring landmeters Cornelis Bommer en Tate Philips van der Molen, 27-11-1653). 59 RAA, AGA, inv.nr. 131 (verklaring landmeters Arent Jansz. Peltier en Gerrit Woijur, 16-12-1653). 60 Ibidem, (Sevenhuijsen aan Van Olen, 13-3-1654). 61 Ibidem, inv.nr. 130 (Sevenhuijsen aan Van Olen, 20-7-1653). 62 WFA, OAH, bergnr. 2635a (verklaringen Peltier, 29-5-1653; hierin andere landmetersverklaringen van 6 en 16-1 en 23-5-1654). 63 Ibidem, (verklaringen Dou en Koutter, 23-7-1654). 64 Eerste bezwaren werden al na een week ingeleverd. Zie: RAA, AGA, inv.nr. 132 (beschikking Hoge Raad op verzoek van Drechterland en Vier Noor der Koggen, 31-7-1654). Voor de reactie van de westelijke ambachten zie: RAA, AGA, inv.nr. 131. 65 RAA, AGA, inv.nr. 132 (rekest Drechterland en Vier Noorder Koggen aan Hoge Raad, na 6-3-1655). 66 Ibidem, inv.nr. 132 (Dou aan Hoge Raad, 17 november 1654). 67 Ibidem, inv.nr. 132. Het Geestmerambacht mocht het bedrag op de West-Friese rekening verantwoorden. 68 Ibidem, (verklaring Pieter Bijl, 11-10-1654). 69 RAA, ASNK, inv.nr. 72 en AGA, inv.nr. 132 (verklaringen Dou en Koutter, 20-10-1654). 70 RAA, AGA, inv.nr. 132 (Dou aan Hoge Raad, 17-11-1654). 71 Ibidem, (Dou, 5-3-1655; Van der Molen en Bommer over Valkkoog en Waardgeerzen, 6-3-1655; Pieter Gerritsz. Schoorl en Jan Gerritsz. Clooster over Oterleek en Veenhuizen, 1-4-1655). 72 RAA, AGA, inv.nr. 132; WFA, OAH, bergnr. 2635a (verklaringen Dou over de metingen, 13 en 16-5, 10-9 en 19-11-1655). 73 De Bruin (2004), 25. DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680 105

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2016 | | pagina 106