.Mcdcmblsk
Egmortd
aan Zee
Aft. 3. Overzicht van de bewaard gebleven kaarten vervaardigd in het kader van het Groot Proces. De inzetjes verwijzen naar de in dit hoofd
stuk afgebeelde kaarten en details. Nr. 1 zie aft. 6; nr. 2 zie aft. 8, nr. 3 zie aft. 9a; nr. 4 zie aft. 9b; nr. 5 zie aft. 10.
werkwijze. Het was niet alleen tijdrovend, het kon ook
leiden tot 'confusie' en zelfs 'onrusten' als de landmeters
afwijkingen ten opzichte van de stikboeken vonden.43
Begin 1651 viel de keuze op de hemelsbrede meting.
Over één ding waren de partijen het eens: de
landmeters moesten onpartijdig zijn. Men zocht ze
daarom buiten het Noorderkwartier.44 De keuze viel
op Johannes Dou en zijn Zeeuwse collega Cornelis
Lenaertsz. Koutter. De onderhandelingen over salaris,
vergoedingen en precieze werkzaamheden vonden
plaats in maart 1651. De landmeters wezen erop dat
het project hen voor langere tijd van huis zou houden,
met alle gevolgen van dien voor hun gewone praktijk.
Zij waren bereid om de meting voor 1.400 gulden
per persoon uit te voeren, exclusief de afzonderlijk te
declareren onkosten. Moesten zij reis- en verblijfskos
ten, bakens en inhuur van kettingdragers echter zelf
betalen, dan vroegen zij 1.900 gulden per persoon. Als
partijen liever alles in daggelden betaalden, dan reken
den Dou en Koutter zes gulden per dag exclusief of
elf gulden per dag inclusief onkosten.45 De uiteindelijk
overeengekomen bedragen waren anders. De landme
tersinstructie van 31 maart 1651 noemt een salaris van
7.000 gulden. Als zij een maand aan het werk waren,
zouden zij 1.000 gulden ontvangen, weer een maand
later opnieuw 1.000 gulden en na afronding van het
veldwerk "de derde duysent guldens". Het resterende
bedrag zou worden uitgekeerd na de levering aan
de Hoge Raad van uitvoerige meetrapporten en een
gedetailleerde "pertinente generale caerte" van de vier
ambachten en de steden Hoorn, Enkhuizen, Alkmaar
en Medemblik.46 Zoals hierna nog zal blijken, liep het
met de uitbetaling van de laatste termijn anders.
Als aanvulling op de instructie werd in juni
1651 vastgelegd dat de vergoeding was berekend op
een meting van 48.000 morgen. Verrekening van het
meerdere of mindere kon achteraf "na advenant"
37 De uitspraken van 30-5-1648 en 4-6-1650 zijn o.a. te vinden in WFA, AVNK,
inv.nr. 1850.
38 De Bruin (2004), 21-22.
39 Ibidem, 8-9, 12, 21-22.
40 RAA, ASNK, inv.nr. 72 ('deductie' dijkgraaf en heemraden Geestmerambacht).
41 WFA, OAH, bergnr. 2634a ('project van meetinghe').
42 Ibidem, bergnr. 2634b (memorie hoe men de 'Ommeringh' zal meten).
43 Ibidem, (zienswijzen van de Vier Noorder Koggen en van de vier Drechter-
landse koggen, alle na 18-1-1651).
44 Ibidem, (verslag vergadering Zuiderkogge Drechterland, 25-3-1651).
45 Ibidem, bergnr. 2634a (toelichtingen landmeters op de gevraagde vergoedin
gen, onderaan afschrift van de instructie van 31-3-1651).
46 Ibidem, bergnr. 2631b (instructie, 31 maart 1651).
DOU, LANDMETERS IN RIJNLAND EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER, 1600 1680
99